t- "it^i, -^Ca -rs^C C t*-ui'^e£c
■VTMsrzs «.<^1 -c£cW^^$&scCrrCL*2 1SC^££& cx^t.-^r-t^
H^r-rlz^ J&4x^cA2?cje-lZâj£^„
2e afd.
■'A Wnï- t$rcCmrj <rcc££j< /c<<£r.<rC< <<J C1,-Y -.<-<
CnsJtxxmrn. art^t-p wirêjt. ctrdééxé j
- - - cy crlZÔJl r<._
13 december 1968 2?A
Artikel 6.
De belanghebbende heeft de vrije beschikking over de op zijn bijzondere
spaarrekening gestorte bedragen.
Artikel 7.
1. Indien belang hebbende op zijn bijzondere spaarrekening een totaal van
bedragen heeft staan, die sinds het einde van het jaar waarin zij op zijn
bezoldiging zijn ingehouden tenminste vier jaar op die rekening hebben
uitgestaan, dan wel ingevolge artikel 12 moeten worden geacht te heb-
ben uitgestaan, heeft hij ten laste van de gemeente aanspraak
op een spaarpremie van 25 0/0 van het totaal van die bedragcn
tot een maximum van f 126,een en ander voor zover daarover nog
geen spaarpremie is toegekend.
2. Indien belanghebbende, die als gevolg van de omstandigheid dat zijn
bezoldiging meer is gaan bedragen dan het in aritkel 1, lid 1, bedoelde
maximum niet langer als belanghebbende kan worden aangemcrkt, op
1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin zijn bezol-
diging evenbedoeld maximum heeft overschreden nog een bedrag op zijn
bijzondere spaarrekening heeft staan dat tenminste een vol kalender-
jaar ononderbroken op die rekening heeft gestaan of ingevolge artikel
12 moet worden geacht te hebben gestaan, heeft hij aanspraak op een
/>enuitgestaanjhccft hijtcn laste van degemeente—aanapraak
■op een -spaarpromio -van 25% van hct totaal van dic bcdragcn tot ccn
maximum van 126,—een en ander voor zover daarover nog geen
spaarpremie is toegekend.
3. Indien belanghebbende is ontslagen met recht op wachtgeld of uitke-
ring en hij op de datum van zijn ontslag een tegoed op zijn bijzondere
spaarrekening heeft staan waarover nog geen spaarpremie is toege-
kend, heeft hij tenzij hij heeft gebruik gemaakt van de hem in arti-
kel 9 toegekende bevoegdheid dan wel binnen twee maanden weer be-
langhebbende is geworden aanspraak op een spaarpremie van 25%
van dat tegoed.
4. Indien belanghebbende is ontslagen wegens het bereiken van de 65-
jarige leeftijd of uit hoofde van zijn ontsiag reeht heeft op dadelijk in-
gaand pensioen en hij op de datum van zijn ontslag een tegoed op zijn
bijzondere spaarrekening heeft staan dat tenminste één jaar voor de
datum van zijn ontslag ononderbroken op die rekening heeft gestaan
of ingevolge artikel 12 geacht moet worden te hebben gestaan, heeft
hij aanspraak op een spaarpremie van 25% van dat tegoed.
5. Indien belanghebbende op andere gronden dan bedoeld in de leden 3 en
4 is ontslagen en hij op de datum van zijn ontslag nog een bedrag op
zijn bijzondere rekening heeft staan dat tenminste een vol kalenderjaar
op die rekening heeft gestaan of ingevolge artikel 12 geacht moet wor-
den te hebben gestaan, heeft hij tenzij hij binnen twee maanden weer
belanghebbende is geworden aanspraak op een spaarpremie van
zoveei vierden van 25% van dat bedrag als dat bedrag volle kalender-
jaren op die rekening heeft uitgestaan of ingevolge artikel 12 geacht
moet worden te hebben gestaan, een en ander voor zover daarover nog
geen spaarpremie is toegekend.
6. Indien belanghebbende is overleden en hij op de datum van zijn overlij-
den een tegoed op zijn bijzondere rekening had staan waarover nog geen
spaarpremie is toegekend, hebben zijn rechtverkrijgenden aanspraak op
een spaarpremie ten bedrage van 25% van dat tegoed.