153
2e afd.
13 december 1968
3. Het in de beide vorige leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing
ten aanzien van de gewezen ambtenaar in de zin van de Spaarver-
ordening gemeentepersoneel die gebruik maakte van de hem in artikel
8 van die verordening verleende bevoegdheid, maar niet ingevoige het
bepaalde in artikel 21, lid 2, kan deelnemen aan de in deze verordening
vervatte regeling.
De ambtenaar in de zin van de Spaarverordening gemeentepersoneel die
voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening periodieke be-
taiingen heeft verricht in de zin van de Spaarverordening gemeenteperso-
neel zoals die regeling laatstelijk luidde, heeft te dier zake aanspraak op
de spaarpremie waarop hij aanspraak zou hebben gehad ingevolge de
Spaarverordening gemeentepersoneel, indien die verordening niet was
ingetrokken en hij op evenbedoelde datum was ontslagen.
Indien een verzoek om toekenning van spaarpremie geheel of ten dele wordt
afgewezen geven burgemeester en wethouders daarvan aan de belangheb-
bende, gewezen belanghebbende of rechtverkrijgenden van een overleden
belanghebende schriftelijk en met redenen omkleed kennis.
De Spaarverordening gemeentepersoneel vastgesteld bij raadsbesluit van
28 april 1960, nr. 60, wordt ingetrokken.
Deze verordening, welke kan worden aangehaald als ,,Spaarverordening
1968" treedt in werking met ingang van 1 januari 1969.
Artikel 23.
Hoofdstuk V. Slotbepalingen.
Artikel 24.
Artikel 25.
Artikel 26.
Heemstede, 13 decémber 1968.
De Raad voornoemd,
De voorzitter,