13 december 1968
352
in een motie uitspreekt. De heer Verkouw zou verheugd zijn als het
tracé langs de spoorbaan zou komen maar tiaar is natuurlijk nog lang
niet het laatste woord over gesproken. Het gekrakeel begint weer op-
nieuw en op een bepaald moment gaat men wel eens twijfelen of dit grote
probleem ooit tot een oplossing zal komen.
Wethouder Van Wijk had zich voorgesteld a.s. woensdagmorgen
maar spreker heeft gisteren al gezegd dat dit niet doorgaat in de
eerste plaats vele vragen te stellen en speciaal te vragen waarom ge-
deputeerde staten nu plotseling met deze nieuwe suggestie komen. Heb-
ben de spoorwegen hun bezwaren laten vallen? Hoe staat de Amster-
damse waterleiding er tegenover; hoe staat het Landbouwschap er
tegenover; is er overleg gepleegd met Zuid-Holland en zullen wij daar
niet een wonderlijke situatie krijgen als twee hoofdwegen naast elkaar
uitkomen Op de motieven van gedeputeerde staten zal spreker verder
zijn kritiek opbouwen, welke hij uiteraard tevoren wel grotendeels in
gereedheid zal hebben.
Hoe zal de motie moeten luiden? Dat er een beslissing komt? Dan zul-
len gedeputeerde staten zeggen dat zij daar juist mee bezig zijn. De
raad zou dan nu een keuze moeten maken. Dat heeft de raad niet lang
geleden al gedaan, toen de raad zich stelde achter het plan van de Zuid-
Kennemer gemeenten, een plan dat in I.S.K.verband tot stand is geko-
men. Spreker zou het een weinig positief en weifelend beleid vinden als
de raad nu plotseling door het aannemen van een motie achter een plan
zou gaan staan dat per courant ter kennis van de raad is gekomen. Als
de motieven van gedeputeerde staten werkelijk zö steekhoudend zijn dat
het verstandig zou zijn daarvoor uit de weg te gaan, zal de raad het
standpunt moeten innemen dat die weg, waar dan ook, moet komen,
ook al moet Heemstede daar een groot offer voor brengen. Spreker vindt
het Roemer Visscherplein wel een heel groot offer, maar het mag uit-
eindelijk ook niet de bottleneck zijn. Spreker hoopt van harte dat het
niet nodig zal zijn dit offer te brengen omdat het anders en beter kan.
De heer Rücker concludeert dat het college een motie, althans in dit
stadium, wat voorbarig vindt. Spreker vraagt de toezegging dat de raad,
zodra het onderhoud met gedeputeerde staten heeft plaats gehad, met
de stand van zaken op de hoogte zal worden gesteld, teneinde alsnog te
kunnen beoordelen of het zinvol is zijn opvattingen in een motie samen
te vatten.
De heer Van Berckel zegt dat de raad uit enige plannen één plan heeft
a.anvaard. Daarbij was gesteld dat het tracé langs de spoorbaan onmoge-
'"k was. Als dat nu anders komt te liggen dan gelooft spreker
De voorzitter: „Zou kunnen komen te liggen. In de eerste plaats moet
men dat definitief weten en in de tweede plaats is het standpunt van
Heemstede altijd geweest dat de weg niet iangs de spoorlijn moet ko-
men."
De heer Van der Huist zegt dat het, om het voor de wethouder moge-
lijk te maken tot vruchtbare onderhandelingen te komen, misschien toch
juist zou zijn dat de raad zich nu uitspreekt over het tracé langs de
spoorbaan. Als de wethouder zich gesteund weet door een bepaald ge-
voelen van de raad, zouden de onderhandelingen misschien wat sneller
kunnen verlopen.
De voorzitter gelooft dat de wethouder in deze deskundiger is dan de
raadsleden. Hij heeft alle besprekingen over deze materie meegemaakt.
De wethouder zal van gedeputeerde staten vernemen welke de motieven
zijn waarom het tracé langs de spoorlijn nu ais het beste wordt beschouwd.
Dat dient toch allereerst afgewacht te worden. Burgemeester en wethou-