355
13 december 1968
onderzoek zou blijken dat éénrichtingverkeer een oplossing zou kunnen
betekenen, zou het wellicht goed zijn voor de belanghebbenden, speciaal
de middenstand, een hearing te organiseren waarin het gemeentebestuur t
de maatregelen kan toelichten en de belanghebbenden hun mening naar
voren kunnen brengen.
Mevr. Vriesendorp zegt al eens meer te hebben gevraagd of het lang-
zamerhand niet tijd wordt te stimuleren dat de vrijdagavond koopavond
wordt teneinde op die manier de drukte op vrijdagmiddag en zaterdagen
wat te spreiden.
De voorzitter betwijfelt of het daardoor op vrijdagmiddag en op za-
terdagen minder druk op de Binnenweg zou worden. Maar ook deze sug-
gestie kan worden bekeken.
Punt 38
De heer Scheer zegt dat burgemeester en wethouders antwoorden:
„De ongevallen welke zich tot nu toe op de Leidsevaartweg hebben voor-
gedaan, hadden niets te maken met inhalen of hoge snelheid; zij deden
zich voor tussen tegenliggers van ongelijksoortig verkeer." Spreker is
het daar niet helemaal mee eens. Spreker denkt b.v. aan de wegen langs
de kanalen in Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen die niet breder
zijn dan de Leidsevaartweg. Maar langs die kanalen is het verkeer min-
der frequent. Automobilisten kiezen de Leidsevaartweg omdat er geen
verkeerslichten zijn. Spreker heeft aanvankelijk de gedachte gehad, dat
er op de Leidsevaartweg weinig verkeer was maar nadien is hem geble-
ken dat het verkeer door elkaar genomen toch wel frequent is. Langs
de Leidsevaartweg zal ook het langzame verkeer, het vrachtauto-ver-
keer, zich blijven ontwikkelen. Als er niet ingehaald mag worden zal het
gewone autoverkeer de Leidsevaartweg gaan mijden en de Herenweg
kiezen. Daarom blijft spreker pleiten voor een inhaalverbod op de Leid-
sevaartweg. Hiermee zal bereikt worden dat het autoverkeer vermindert
en het gevaar op die weg tot kleinere proporties wordt teruggebracht.
De heer Van der Hulst merkt op dat uit het antwoord van burgemeester
en wethouders blijkt, dat zij van mening zijn dat sinds 1964 geen sprake
is van belangrijk gewijzigde omstandigheden waarom een verzoek om
verlaging van de maximum snelheid h.i. geen zin zal hebben. Spreker
meent dat de omstandigheden sinds 1964 algemeen veranderd zijn, want
het verkeer is sindsdien 1% of misschien zelfs 2 maal zo druk gewor-
den. Dat geldt misschien niet in die mate voor de Leidsevaartweg maar
spreker kan zich toch voorstellen dat ook daar het verkeer aanzienlijk
is toegenomen.
De voorzitter -antwoordt dat burgemeester en wethouders indertijd met
grote aandrang hebben gépleit voor het instellen van een maximum snel-
heid op de Leidsevaartweg van 50 km. Vanwege de provincie zijn ter
plaatse toen maandenlang verkeerstellingen gehouden. Op grond van die
uitkomsten heeft de provincie gemeend, onder geen enkele voorwaarde,
daaraan medewerking te moeten verlenen. Spreker gelooft niet dat het
verkeer op de Leidsevaartweg zö is toegenomen dat dit tot een veran-
derd standpunt van gedeputeerde staten zou kunnen leiden.
Het uitvaardigen van een inhaalverbod voor de Leidsevaartweg is
meerdere malen in de verkeerscommissie ter sprake gekomen, maar dit
heeft nooit de instemming van de commissie kunnen verkrijgen. De heer
Scheer geeft echter nooit op en meent dit punt nogmaals in de raad
ter sprake te moeten brengen. Hij weet echter uit de besprekingen in de
verkeerscommissie dat er verschillende bezwaren tegen een inhaalverbod
op die weg bestaan. De ongelukken die gebeurd zijn werden veroor-
zaakt door ongelijksoortig tegen elkaar inrijdend verkeer en niet door
inhalend verkeer.