365 13 december 1968 De voorzitter heropent de vergadering. De heer Van den Briel komt ter vergadering. Wethouder Van Wijk wil proberen het standpunt van het college weer te geven naar aanleiding van de vele gestelde vragen en gemaakte opmer- kingen. Uiteraard zal en mag niemand van hem in deze het laatste woord verwachten. Spreker heeft de indruk dat vele zaken gewoon in discussie zijn gebracht omdat daarop op dit moment het antwoord niet is te geven (gelach). Spreker zal zeggen waar hij op doelt. Hij is maar een eenvou- dig wethouder van volkshuisvesting die in de eerste plaats met de wo- ningwetbouw, met het beheer en de toekomst daarvan te maken heeft. Er is o.a. gevraagd: hoe is het met het huidig woningbestandwat zal de toekomstige vraag zijn; het aanzien van de gemeente in de toekomst; wat we nu doen, hebben wij daar straks iets aan. Dat gaat sprekers porte- feuille verre te buiten. Hoogstens kunnen wij er met elkaar naar gissen en misschien ook daaromtrent beslissingen nemen, maar niemand kan met enige zekerheid zeggen wat er gaat gebeuren. Bij dit alles heeft spreker één ding gemist en dat is misschien een meer of min politieke visie. Naar sprekers gevoelen is er altijd nog zo iets als het leven zelf, de markt, de vraag, het aanbod. Spreker is bang voor een overheid die teveel alles wil voorzien, die in het koffiedik kijkt en zegt: zö moet het. Spreker meent dat het leven zelf altijd toch weer anders komt, de vragen anders liggen en het ook zijn eigen wegen vindt. Als men de flat als woonvorm ver- kiest, dan komt er vraag naar flats en dan komen er kopers van grond voor flats. Spreker wil daarom voorop stellen, dat hij een grote opening wil houden voor dat wat zich aanbiedt en daar waar vraag naar is met betrekking tot bouwplannen enz. Spreker is ontzettend bang voor teveel plannen, voor de mens die alles voorziet en alles tevoren regelt. Hij dacht dat in het verleden ook vaak is bewezen dat, wat spreker het leven zelf noemt, ontzettend fijnzinnig aanvoelt wat er gaat gebeuren. Dat ziet men vaak aan markten. Zo vindt spreker de effectenmarkt een van de beste thermometers met betrekking tot het wereldgebeuren. Veel fijner dan waar ook voelt men daar of er onrust zal komen of niet. Als men geruch- ten hoort over dit of dat, kan men rustig de effectenmarkt, de prijs van koper o.a., volgen om te peilen of er werkelijk iets gaat gebeuren. Spre- ker meent dat in de kleinere politiek, de gemeentepolitiek in het oog moet worden gehouden, dat er ook nog het leven zelf is, met een eigen hartslag die men niet helemaal kan regelen, wel kan volgen met de hand aan de pols. Zo is het ook met betrekking tot de woningbouw. Spre- ker wil dit voorop stellen omdat hij geen profeet kan zijn en ook niet wil zijn. Betekent dat nu ook dat men de gedachten niet moet laten gaan over wat er zal komen? Natuurlijk moet men dat proberen. Terecht zegt men dan ook ,,regeren is vooruitzien" en dat geldt ook met betrekking tot de woningbouw. Er is veel gesproken over een nieuwe nota inzake het woningbouw- beleid en er is eigenlijk een beetje kritiek geleverd op het antwoord van het college dat het de nota nog niet nodig achtte. Men moet hierbij wel bedenken waar de vorige nota over ging. Eigenlijk in hoofdzaak over de verhouding ongesubsidieerde en gesubsidieerde bouw met betrekking tot de bestemmingsplannen. Dat was het kernpunt, terwijl nu een veel bredere nota wordt gevraagd n.l. het gehele woningbestand van de ge- meente en ook het woningbeleid in de toekomst omvattende. Als men al de daarop betrekking hebbende vragen in de afdelingsvergaderingen had ge- steld zou het antwoord van het college uitvoeriger zijn geweest. Het wil spreker voorkomen dat als de 308 woningen eenmaal bewoond zijn, er veel meer gegevens voorhanden zullen zijn voor het opstellen van de nota. Dan heeft het zin een nota op te stellen waarin al de naar voren gebrach- te punten kunnen worden behandeld. Zo zal spreker het aan het college

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1968 | | pagina 36