371
13 december 1968
volge de bejaardenhuizen worden bezet met mensen die er nog niet aan toe
zijn.
De heer De Ruiter en ook de wethouder hebben er over gesproken dat
er een balans moet worden gevonden tussen de woningnood van het ogen-
blik en het bouwen voor de toekomst. Spreekster wil dit probleem ver-
gelijken met de geboortegolf van na 1945. Toen was de vraag: wat moe-
ten wij doen als de bevolkingsgolf aankomt op de scholen, moeten wij nu
scholen bouwen waar wij straks mee zitten of moeten wij zeggen, zie
maar hoe jullie dat oplossen maar wij vertikken het om meer scholen te
bouwen. Voor haar fractie ligt deze zaak zo, dat het lenigen van de direc-
te woningnood voorgaat ondanks de mogelijkheid dat die huizen later
misschien niet meer zo in trek zijn, hoewel niemand dat kan voorspellen.
Mevr. Vriesenidorp heeft aangedrongen op het verbouwen van grote
huizen tot maisonnettes. Spreekster heeft dit altijd een aantrekkelijk
idee gevonden. Tot haar verbazing heeft mevr. Vriesendorp zelfs gespro-
ken over de mogelijkheid van subsidiëring door de gemeente. Spreekster
is al wel zover dat zij weet dat dit geen haalbare kaart is. Het zou hââr
fractie meer liggen op een dergelijk subsidie aan te dringen dan die van
mevr. Vriesendorp, maar zelfs spreeksters fractie doet dat niet omdat de
gemeente dat nu eenmaal niet op zich kan nemen.
De heer De Ruiter heeft nog gezegd, dat men het gehele woningbe-
stand moet vergelijken met hoe het was in 1940. Spreekster gelooft dat
er nadien zoveel nieuwe factoren zijn bijgekomen, waarbij zij denkt aan
het feit dat men tegenwoordig op jongere leeftijd een huwelijk sluit, aan
de generatieverschillen die samenwoning zo ontzaglijk moeilijk maken,
en aan de enorme bevolkingsgroei, dat het bijna onmogelijk is om hierbij
een vergelijking te trekken die hout snijdt.
De heer Van der Hulst merkt op dat de wethouder wel heeft gezegd
dat hij niet voelde voor het heffen van inschrijfgeld van woningzoeken-
den, maar de wethouder merkte blijkbaar dat hij op verkeerd terrein
was want hij maakte de zin niet af. Spreker zou nog van de wethouder
wilien horen waarom hij bezwaar heeft tegen het betalen van een bedrag
dat men uiteindelijk weer terugkrijgt.
Verder heeft spreker geen antwoord gehad op zijn suggestie om de
woningen die in de lagere huurklasse vrijkomen niet toe te wijzen aan
urgentiegevallen welke normaal niet voor deze woningen in aanmerking
zouden komen. Spreker vraagt de toezegging dat het college hiermede
ernstig rekening zal houden.
In het afdelingsverslag 1968 kondigden burgemeester en wethouders
een enquête aan onder de huurders van daarvoor in aanmerking komende
woningen in de woningwetsector, naar hun belangstelling voor een wo-
ningwetflat. In vraag 41 wordt aan die toezegging gerefereerd en daarover
een aantal vragen gesteld. Burgemeester en wethouders antwoorden o.a.
dat aan 490 personen een aanvraagformulier voor een flatwoning is ver-
zonden. Spreker veronderstelt dat van die 490 personen een groot aantal
als woningzoekend was ingeschreven. De bedoeling van de in 1968 ge-
stelde vraag was en is nog steeds, de mensen die een goedkope huurwoning
bewonen te bewegen naar een duurdere en meer comfortabele flat te ver-
huizen. Het onderzoek zoals het nu is ingesteld is eigenlijk niet voldoende
geweest om te weten te komen of andere mensen niet uit hun huis willen.
Mevr. Vriesendorp vraagt of wel genoeg bekendheid is gegeven aan de
mogelijkheid om als alleenstaande in te schrijven voor de flat aan de
Brabantlaan. Dit heeft misschien wel in de Heemsteedse Courant ge-
staan maar spreekster heeft het niet gelezen.
Mevr. Cohen heeft opgemerkt dat zij niet begrijpt dat spreekster vôôr
het subsidiëren is van het ombouwen van grote huizen tot maisonnettes.
Spreekster meent dat die vraag haar is gesuggereerd door een raadslid