333
13 december 1968
op welke verenigingen de stelling van de heer van Ark van toepassing
kan zijn.
De heer Verkouw zegt dat zijn fractie samenwerking van verenigingen
waar dit even mogelijk is, zal toejuichen. Spreker heeft de indruk dat de
gehele ontwikkeling van de tijd hier wel aan appelleert al was het alleen
maar om financiële redenen. Wij zien al dat er landelijk pogingen wor-
den ondernomen om op het terrein van het ziekenhuiswezen tot samen-
werking te komen, alleen al omdat niet ieder ziekenhuis de ontzettend
dure apparatuur kan aanschaffen; op deze wijze groeit men naar elkaar
toe. Mijn fractie stelt daar tegenover, dat zij zeker niet via het sub-
sidiebeleid samenwerking zou willen forceren. Dit moet groeien en het
lijkt spreker zeker niet op de weg van de overheid te liggen om via het
subsidiebeleid dicterend op te treden. Dit lijkt mij ook weinig liberaal
te zijn.
Wethouder mevr. Van der Meulen is het volkomen met de heer Ver-
kouw eens. Spreekster attendeert er op, dat van hogerhand, b.v. bij ge-
zinszorg wordt aangedrongen op meer samengaan door aan groeperingen
van samenwerkende verenigingen een extra subsidie te geven. Bij hoger-
hand leeft dus wel degelijk dat het aantrekkelijk zou zijn, doordat dit
een besparlng van energie zou opleveren wanneer men elkaar zoveel
mogelijk zou vinden. Zij is het er mee eens dat dit niet moet gaan via
de subsidiepolitiek. Het inzicht dat wat men maar enigszins gezamen-
lijk kan doen ook gezamenlijk moet worden gedaan, moet rijpen.
Wethouder Corver is het er mee eens dat fusie niet moet worden af-
gedwongen via de subsidiepolitiek. De heer van Ark heeft het woord fusie
gebruikt, daarbij verwijzende naar het bedrijfsleven waar fusies aan de
orde van de dag zijn. Spreker wijst er op, dat hieraan een economische
noodzaak ten grondslag ligt. Voor de verenigingen die de heer van Ark
op het oog heeft is dat echter niet het geval. Wel is spreker van mening
dat het wenselijk is dat geen verspilling van geld en krachten plaats-
vindt en dat het daarom nuttig zou zijn als verenigingen, indien mo-
gelijk, samengaan. De vrijheid om het niet te doen moet altijd blijven
bestaan.
Wethouder mevr. Van der Meulen merkt op, dat samengaan dus niet
moet worden afgedwongen via het subsidiebeleid. Een andere zaak is dat
hogerhand een subsidiebeloning toekent aan groeperingen van samen-
werkende verenigingen.
De heer Van Ark wil nog ingaan op de opmerking van de heer Ver-
k°uw, dat sprekers zienswijze een weinig liberaal standpunt zou zijn.
Sprekers partij is er helemaal niet tegen dat iedereen zijn eigen gang
gaat en zich in vrijheid beweegt en zich verenigt zoveel hij wil. Het
gaat er alleen om, dat men, op het moment dat men zich verenigd
heeft om een doel na te streven waarvoor al verenigingen bestaan, bij de
overheid aanklopt om subsidie en dat is iets wat strijdig is met de vrij-
heid die wij de mensen gunnen.
De voorzitter deelt de mening van de heer Verkouw en dus niet het
standpunt van de heer van Ark, dat de gemeente niet middels de sub-
sidiepolitiek tot fusie of samenwerking mag aandringen. Verenigingen
die op levensbeschouwelijke basis in het algemeen belang werkzaam zijn,
moeten, indien nodig, door de raad worden gesubsidieerd. Het zou vol-
komen ontoelaatbaar zijn en een detournement de pouvoir wanneer de
raad subsidie zou weigeren omdat de vereniging niet wil fuseren.
De heer Van Ark zegt dat het helemaai niet de bedoeling is om zo
ver te gaan. Sprekers gedachten omtrent deze zaak moet men niet op-
vatten als is gedaan. Spreker zou alleen maar aandrang willen uitoefenen