13 december 1968
382
den betreft. Anderzijds moet er ook een zekere continuïteit zijn. Een en
ander kan naar de mening van genoemde commissie het best worden ver-
h zekerd wanneer de benoeming geschiedt voor een korte termijn van 3
5 jaar, elk jaar een gedeeltelijke aftreding plaats vindt, en het aftreden-
de lid eerst na verloop van een jaar opnieuw kan worden benoemd.
Voorts achten burgemeester en wethouders het gewenst, dat voor de leden
van de schoonheidscommissie een leeftijdsgrens wordt gesteld bij het be-
reiken waarvan de leden ontslag wordt verleend." Die laatste bepaling is
kort geleden in onze verordening vastgelegd. Op spreeksters vraag of in
Zandvoort moeilijkheden waren ondervonden bij het aantrekken van nieu-
we architecten werd geantwoord, dat dit geen enkele moeilijkheid gaf.
Dat was een kwestie van een briefje naar de B.N.A. en dan kreeg men
een aantal namen toegestuurd. Spreekster gelooft dat dit voor de wet-
houder voldoende aanleiding kan zijn om op zo kort mogelijke termijn
een dergelijke wijziging van de verordening voor te stellen.
Wethouder Van Wijk antwoordt dat de verleden jaar door mevr. Cohen
bepleite wijziging van de verordening op de welstandscommissie niet is
doorgevoerd omdat op grond van de bestaande verordening in dit op-
zicht al bereikt wordt wat mevr. Cohen kennelijk wil. De heer Stevens
heeft te kennen gegeven dat hij niet wenst te worden herbenoemd. In één
van de volgende vergaderingen zal dus de benoeming van een nieuw lid
van de welstandscommissie aan de orde komen. Bovendien zal op grond
van de verordening over 2 jaar nog een ander lid moeten worden ver-
vangen. Dan krijgen we dus doorstroming en behoud van de continuïteit.
Wanneer dit niet het geval ware geweest zou spreker zonder twijfel met
het college overlegd hebben of het Zandvoortse voorbeeld niet zou moe-
ten worden nagevolgd.
Er zijn wel veel architecten die dit werk willen doen maar er zijn er
minder die het kunnen doen, om het maar heel voorzichtig te stellen.
Spreker zou het liefst voor deze commissie architecten van buiten de ge-
meente aantrekken. In de afgelopen tijd is het door allerlei oorzaken wel
anders geworden maar spreker ziet er ook geen overwegend bezwaar in.
De welstandscommissie in zijn huidige samenstelling bestaat uit bekwa-
me leden en spreker hoopt dat dit zo zal blijven.
Mevr. Cohen vindt het antwoord niet overtuigend. Eigenlijk door een
toeval loopt de zaak in de goede richting. Dat is dan meegenomen, maar
spreekster meent dat het beter is, los van toevallige omstandigheden,
de doorstroming in de verordening vast te leggen.
Wethouder Van Wijk vindt het nu niet nodig de verordening te wijzi-
gen. Dit zou misschien verkeerde ideeën kunnen opwekken. Er gebeurt nu
hetzelfde als wat mevr. Cohen beoogt. Waarom zou men dan in deze
zaak gaan roeren
De heer Rücker kan net met het standpunt van mevr. Cohen geheel
eens zijn, Haar betoog is volkomen objectief opgezet en de aangevoerde
motieven zijn alleszins acceptabel en begrijpelijk. Spreker wil er nog
eens zeer nadrukkelijk bij de wethouder op aandringen naar deze posi-
tieve suggestie te luisteren.
De voorzitter: ,,Burgemeester en wethouders hebben helemaal niet ge-
zegd dat het gevraagde niet objeetief is, integendeel."
De heer Verkouw merkt op dat geregeld gevraagd wordt of de ,,wet-
houder" bereid is dit of dat te doen. Spreker dacht dat de raad met het
gehele college te maken had.
-
De voorzitter: ,,Dat was een lapsus van de heer Rücker."
De heer Verkouw wil daar dan toch graag even de vinger op leggen.