13 december 1968
334
op de verenigingen die subsidie vragen om indien mogelijk te fuseren,
maar het verlenen van subsidie helemaal niet afhankelijk wiilen stellen
I yan het a! of niet bereid zijn om tot fusie over te gaan. De subsidiëring
îs een gerede aanleiding voor spreker geweest om deze zienswijze ter
sprake te brengen, want bij fuseren is het zo, dat de wens daartoe op
een gegeven moment van één kant uitgaat en waarom zou dit niet uit
kunnen gaan van de gemeente.
De heer Van Berckel zegt dat de heer van Ark een subsidiebesparing
wü bereiken door verenigingen met eenzelfde doelstelling te laten sa-
menwerken, maar uit het gesprokene door de heer Corver maakt spreker
op, dat ze dan juist een hogere subsidie krijgen. Dat is het tegenover-
gestelde van wat de heer van Ark voor ogen staat.
Wethouder Corver gelooft dat het nu tijd wordt om deze discussie te
staken voordat het helemaal verwarrend wordt, tenzij de heer Enschedé
nog een verhelderende opmerking heeft.
Spreker heeft niet gezegd, zoals de heer van Berckel meent, dat er
meer subsidie zal worden gegeven wanneer twee verenigingen fuseren.
Het is natuurlijk wel zo, dat de subsidies die de verenigingen al krijgen
zouden kunnen samenvloeien en dat daardoor een groter bedrag voor de
nieuwe vereniging beschikbaar komt. Het kan ook zijn dat twee organi-
saties met dezelfde doelstelling samengaan waardoor, door het wegval-
len van een bureau of wat dan ook, besparingen worden verkregen. Maar
dit gaat nu, in details, veel te ver. Spreker meent dat men elkaar wel
begrepen heeft.
De heer Enschedé beluistert een tegenspraak tussen wat de heer Ver-
kouw zegt, n.l. geen dwang via het subsidiebeleid en wat mevr. van der
Meulen zegt, n.l. dat bij fusie een subsidiebeloning zal worden gegeven.
De voorzitter: ,,Mevr. van der Meulen doelde op de rijksoverheid."
De heer Enschedé: „Dat woordje „rijks" heb ik dan gemist."
Punt 6
De heer Rüclter stelt voorop dat een opdracht voor het stichten van
een gebouw waarin meerdere diensten moeten worden gehuisvest, de no-
dige problemen en zorgvuldigheid oproept. Deze zullen uiteraard ook hun
weerslag vinden in het programma van eisen dat met betrekking tot een
dergelijk project dient te worden samengesteld. Burgemeester en wet-
houders antwoorden, dat het programma van eisen over enkele dagen aan
de architect ter hand zal worden gesteld. Dit impliceert dat eerst nadien
de architect met het maken van zijn schetsontwerp een aanvang zal
kunnen maken. Spreker kan zich niet onttrekken aan het gevoel dat tel-
kenjare, wanneer de begrotingsdebatten naderen, de activiteiten van bur-
gemeester en wethouders pas goed van de grond komen, zodat burge-
meester en wethouders spreker heeft dit met betrekking tot dit
project speciaal ervaren ten opzichte van de raad dan weer wat soelaas
hebben. De wethouder heeft in de vorige begrotingsvergadering mede-
gedeeld, dat toen reeds aan het programma van eisen werd gewerkt. Wij
zijn thans een jaar verder en dit programma is nog steeds niet uit de
grondverf gekomen, moet thans nog worden afgesloten en aan de archi-
tect worden toegezonden. Spreker is maar zo bang dat, wanneer het vol-
gend jaar in de afdelingsvergadering weer over dit onderwerp een vraag
wordt gesteld, burgemeester en wethouders zullen antwoorden dat de
architect op het punt staat zijn tekenstift te slijpen. Spreker heeft be-
zwaar tegen het tempo waarin deze zaak zich ontwikkelt. Hij vraagt de
toezegging dat in ieder geval de raad wordt medegedeeld wanneer het
programma van eisen aan de architect ter hand wordt gesteld Dan weet
de raad, als er weer vertraging optreedt, waar die gezocht moet worden.