41a 2e afd. 27 maart 1969 2. In de begroting worden de bijdragen van de deelnemende gemeenten geraamd tot zodanige bedragen, dat deze, tezamen met alle overige inkomsten, even hoog zijn als de te ramen uitgaven. 3. De bijdragen van de deelnemende gemeenten worden vastgesteld op grondslag van: a. zoveel maal een nader door het algemeen bestuur vast te stellen bedrag van hoogstens f 10,per jaar als het door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde maximum aantal politie-ambtena- ren (totale sterkte) voor die gemeenten bedraagt. Voor de berekening geldt het vastgestelde aantal op 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat waarop de begroting betrekking heeft; b. een jaarlijks vast te stellen vergoeding voor iedere adspirant, die in het begrotingsjaar het onderwijs aan de school zal volgen. De vergoeding per adspirant wordt berekend met inachtneming van de volgende formule:—5 z waarin voorstelt x a het totaal der uitgaven; b het totaal der inkomsten; x het gemiddeld aantai adspiranten, dat het onderwijs aan de school zal volgen; z de per adspirant verschuldigde vergoeding; c. een per kwartaal vast te stellen vergoeding voor iedere andere po- litie-ambtenaar die het onderwijs aan de school zal volgen. 4. De begroting wordt terstond na vaststelling door het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland ter goedkeuring toege- zonden. Daama wordt de goedgekeurde begroting door het algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten ter kennisneming aange- boden. 5. Ten aanzien van de besluiten van het algemeen bestuur tot wijziging of aanvulling van de begroting vindt lid 4 van dit artikel overeenkomstige toepassing. Artikel 19. 1. De betaling van de in artikel 18, derde lid, onder a, bedoelde bijdragen geschiedt door de betrokken gemeenten vôör de 15e dag van de eerste maand van elk dienstjaar. 2. De voorlopige betaling van de in artikel 18, derde lid, onder b, bedoel- de vergoeding geschiedt per kwartaal, vooruit te voldoen vöör de 15e dag van de eerste maand van elk kwartaal. 3. De voorlopige betaling van de in artikel 18, derde lid, onder c, be- doelde vergoeding geschiedt vöör de laatste van de maand, volgende op die van de cursus. Artikel 20. 1. Een rekenplichtig ambtenaar, aan te wijzen door het dagelijks bestuur, is belast met het doen van betalingen. De op de betaling betrekking hebbende stukken behoeven vooraf de akkoordverklaring door of van- wege het dagelijks bestuur. 2. Hij is belast met de invordering van alle inkomsten van de Politie- school en met de financiële administratie. 3. Hij doet na afloop van een dienstjaar rekening van inkomsten en uit- gaven aan het dagelijks bestuur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1969 | | pagina 26