41a
2e afd.
27 maart 1969
Artikel 21.
1. Het dagelijks bestuur ziet toe op de financiële administratie en draagt
jaarlijks zo spoedig mogelijk na beëindiging van elk dienstjaar en in
elk geval vöôr 1 mei van het daaropvolgende jaar, de rekening van
inkomsten en uitgaven, vergezeld van zijn verantwoording en het ver-
slag van een onderzoek naar de deugdelijkheid, ter voorlopige vast-
stelling aan het algemeen bestuur voor.
2. Na voorlopige vaststelling door het algemeen bestuur wordt de reke-
ning met de daarbij behorende bescheiden toegezonden aan Gedepu-
teerde Staten van Noord-Holland, ter sluiting van de rekening en ter
vaststelling van het bedrag der ontvangsten en uitgaven, overeen-
komstig het bepaalde bij artikel 258 der Gemeentewet.
ArtiUel 22.
1. In deze rekening wordt het bedrag aangegeven, waarop de bijdrage
van elk der deelnemende gemeenten over het afgelopen dienstjaar de-
finitief is vastgesteld.
2. De verrekening van deze bijdrage geschiedt binnen twee maanden na-
dat de rekening aan de raden der deelnemende gemeenten ter kennis-
making is aangeboden.
Artikel 23.
Het algemeen bestuur regelt de controle op de financiële administratie
en het geldelijk beheer, overeenkomstig de artikelen 265 bis t/m 265
sexies der Gemeentewet. Het desbetreffend besluit van het algemeen be-
stuur behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Noord-Hol-
land.
Artikel 24.
Het algemeen bestuur draagt zorg voor verzekering tegen schade ten-
gevolge van fraude door aan de politieschool verbonden functionarissen.
par. 7. Van het personeel
Artikel 25.
1. Het personeel, in dienst van de Politieschool met uitzondering van de
secretaris en van de directeur, wordt benoemd, geschorst en ontslagen
door het dagelijks bestuur, gehoord de directeur.
2. Op dit personeel, genoemde directeur inbegrepen, voor zover dit niet
uit anderen hoofde onder enige rechtspositieregeling of de sociale wet-
geving valt, zijn van toepassing de rechtspositieregelingen van de ge-
meente Amsterdam, met dien verstande dat, wanneer in die rege-
lingen wordt gesproken van „raad" wordt gelezen: „algemeen be-
stuur" en van „burgemeester en wethouders" wordt gelezen: ,,dage-
lijks bestuur".
par. 8. Van de opheffing, wijziging, verlenging en uittreding
Artikel 26.
1. Deze regeling wordt aangegaan voor 60 jaren, aanvangende met de
datum harer inwerkingtreding, als bedoeld in artikel 27 van deze re-
geling.
2. Na afloop van dit tijdvak wordt zij telkens stilzwijgend voor de tijd
van vijf jaren verlengd.
3. Een gemeente kan slechts uittreden met ingang van de datum van
afloop van bedoeld tijdvak of van het tijdvak van verlenging, mits