57
27 maart 1969
42. Benoeming leden Welstandscommissie. Wijziging verordening op de
Welstandscommisie
De voorzitter deelt mede dat de commissie voor openbare werken zich
hiermede kan verenigen.
Mevr Cohen zegt over dit onderwerp al enige keren bij begrotings-
behandelingen te hebben geaproken. Zij had gedacht nu daarover in de
commissie voor de volkshuisvesting te kunnen spreken. Zij was er dan,
ook verbaasd over dat dit stuk alleen in de commissie voor openbare
werken is behandeld en niet in de commissie voor de volkshuisvesting, waar
de behandeling naar spreeksters gedachte veel meer op haar plaats
zou zijn geweest. Spreekster wil er dus nu graag over spreken omdat
zij niet aan de commissiediscussie heeft kunnen deelnemen.
Spreekster zegt reeds eerder op het belang van wisseling van de leden
van deze commissie te hebben gewezen. Voor de burger is de welstands-
commissie een hoogverheven lichaam dat vrij mysterieuze adviezen geeft
waardoor die burger vaak gedwarsboomd wordt. Het kan lijken dat de
welstandscommissie een machtspositie, een dictatoriale positie heeft. Dat
hoeft helemaal niet zo te zijn, maar die indruk wordt gewekt als daarin
altijd dezelfde mensen zitten. Spreekster heeft dat al eens uitvoerig toege-
licht. Ook gelooft spreekster dat het voor vele arehitecten van belang is
dat zij niet te lang deel uitmaken van deze commissie. Vaak worden
hiervoor architecten van grote bekendheid gevraagd waarvan men mis-
schien niet mag eisen dat zij zö lang hun tijd voor dit werk beschikbaar
stellen. Zij gelooft dat het lidmaatschap van de welstandscommissie wel
als een erebaan wordt gezien, maar dan toch niet als een geweldig goed
betaalde erebaan. Als architecten dit werk een kleiner aantal jaren zou-
den doen zou dat gunstig kunnen weirken en misschien dat zij zich dan eer-
der voor deze commissie beschikbaar zouden stellen. Anderzijds lijkt het
spreekster ook voor de architecten zelf van belang dat zij regelmatig
van plaats wisselen. Welstandsbeleid is tenslotte niet een kwestie van
techniek maar van smaak en smaken verschillen. Daarom is het werkelijk
van heel groot belang dat een snelle wisseling van de leden van de wel-
standscommissie plaats vindt. Spreekster is heel dankbaar voor de vinger
die het college in dit opzicht toesteekt, maar zij zou graag de hele hand
willen hebben. De hele hand lijkt haar te bestaan in een regeling zoals
die door de Bond van Nederlandse Architecten wordt geadviseerd. Die
bond vindt n.l., dat er een evenwicht moet zijn tussen het bereiken van een
bepaalde objectiviteit en het ontgaan van een bepaalde sleur. De bond ziet
dat in het benoemen van de leden voor de tijd van 3 5 jaar. Spreekster
zou willen voorstellen dat de leden om de 4 jaar worden benoemd, dat er
een rooster van aftreden wordt gemaakt en dat zij pas minstens na één
jaar herbenoemd kunnen worden. Dat voorstel lijkt haar beter dan de 10
jaar die iburgemeester en wethouders voorstellen, welke termijn haar be-
paald veel te lang voorkomt.
De heer Rücker zegt dat de door mevr. Cohen ontwikkelde gedachte hem
wel aanspreekt. Deze kwestie is in meerdere begrotingsvergaderingen
aan de orde geweest waarbij is benadrukt, dat het zinvol kan zijn voor
een meer frequentere roulering te zorgen, die althans formeel mogelijk te
maken, dit temeer nu de architectuur zich in de na-oorlogse jaren vrij
dynamisch ontwikkelt. Dan wordt tevens tegemoet gekomen aan het be-
zwaar van de arehitecten dat het bezwaarlijk is om te lange tijd deze
werkzaamheden min of meer op een onaantrekkelijke basis te doen; de
vastgesteide vergoeding is vrijwel te verwaarlozen gezien de inzet die
van deze heren wordt verwacht. Zij zullen dan ook met meer enthousiasme
deze taak kunnen aanvaarden en dan zullen ook meer candidaten bereid
worden gevonden van deze commissie deei uit te maken. Spreker steunt
gaarne het voorstel van mevr. Cohen.
FV.m