77
24 april 1969
sentiegelden zoals die door gedeputeerde staten worden voorgesteld
spreker kan dat in alle vrijheid hier zeggen hoger liggen dan in andere
provincies. Zoals de heer de Ruiter al vermoedde, is Noord-Holland wat
de presentiegelden betreft in het verleden wat achter gebleven. Er zijn
maar enkele provincies die deze normen intern behandelen maar de mees-
te provincies publiceren deze noirmen en dan blijkt dat na deze verhoging
Noord-Holland niet uitkomt boven veel kleinere provincies waar men bo-
vendien dit jaar nog aan een verhoging zal toekomen.
Spreker wil, om duidelijk te maken waarom presentiegeld nodig is, ci-
teren uit het handboek van professor Oud over de Gemeentewet waarin
hij schrijft: „Tegenwoordig is de toekenning van een redelijke vergoeding
niet minder dan een eis van democratie. Voor vele raadsleden is thans die
vergoeding niet louter een beloning voor gepresteerde diensten, zij is veel-
al een compensatie voor inkomsten die een raadslid elders moet dexven
omdat hij gedurende de tijd dat het raadswerk beslag op hem legt geen
andere werkzaamheden kan verrichten. Wil men voorkomen dat personen
die de kiezers gaarne zouden willen afvaardigen, om geidelijke redenen
menen zich een benoeming tot lid van de raad niet te kunnen laten wel-
gevallen, dan is een presentiegeld onmisbaar." In dat presentiegeld moet
dan ook een zekere loonderving worden verdisconteerd; het mag niet
apart. Het is wel eens leuk om het volgende in deze vergadering te ver-
tellen. De Gorinehemse vroedschap wilde n.l. een aparte post op de begro-
ting brengen voor loonderving voor het bijwonen van raadsvergaderingen
naast het presentiegeld. Dat kon geen genade vinden in de ogen van ge-
deputearde staten evenmin in de ogen van de Kroon. Het moet dus ver-
disconteerd worden in het presentiegeld. Toen bij de behandeling van de
begroting 1969 van de Provinciale Staten van Noord-Holland het voor-
stel aan de orde was om alle fracties per lid een bedrag toe te kennen
voor het fractiewerk, heeft men dit voorstel aangegrepen om een vrij
uitvoerig debat te houden waarbij bleek dat eigenlijk volgens alle staten-
leden, met uitzondering van enkelen die spreker maar niet zal noemen, het
presentiegeld veel te laag was. Het was heel bijzonder dat de heer Voute
van de V.V.D. er mee begon. Spreker zal de notulen niet helemaal cite-
ren maar hij dacht dat het wel interessant was om te horen dat de heer
Voute zei: ,,Ik vind het niet te aecepteren dat van degenen die over de
capaciteiten en de burgerzin beschikken om het stateniidmaatschap waar
te nemen, practisch uitgesloten zijn zij, die het zich niet kunnen permit-
teren hun bruto-inkomen gedurende meer dan een maand in het belang
van de provincie te derven. Dat leidt tot deze conclusie, dat ik gedeputeer-
de staten en het seniorenconvent zou willen verzoeken dit vraagstuk onder
ogen te zien. Naar mijn mening is het enige alternatief een drastische
verhoging van het presentiegeld." Alie fracties hebben zich daarbij aan-
gesloten en het was wel leuk dat de Commissaris der Koningin toen zei:
„Provinciale staten zijn blijkbaar geïnspireerd door het vragenhalfuur van
hedenochtend en hebben naar aanleiding van dit voorstel andere zaken aan
de orde gesteld. Daardoor is uit de losse hand een zeer interessante dis-
cussie ontstaan. Daarbij staat men op historische bodem. Men zou de ge-
schriften van Troelstra er eens op moeten nalezen. Daar vermeldt Troelstra
hoe hij, met het toenmalige liberale kamerlid Nierstrasz over ditzelfde punt,
n.l. de vergoeding voor de volksvertegenwoordiging, in debat raakte. Daar-
bij stond Troelstra op het standpunt dat nu de heer Voute verdedigt en
Nierstrasz stond op het standpunt dat nu de heer Steur verdedigt. Nier-
strasz had het n.l. over de waardigheid van de volksvertegenwoordiging
die het werk maar voor niets moest doen." Maar het meest interessante
was toch wel dat de voorzitter zei: „Het sympathieke in de discussie is
(en spreker meent dat hier ook uit de woorden van de voorzitter te heb-
ben beluisterd) dat bij iedereen naar voren is gekomen dat de selectie
zo ruim mogelijk moet kunnen zijn en dat een negatieve beslissing op een