75
24 april 1969
verhoging van de presentiegelden voor de leden van de raad behandeld. En-
kele leden van onze commissie konden zich niet verenigen met deze ver-
hoging omdat de mate waarin en het tijdstip waarop deze verhoging
plaats vindt uit psychologisch oogpunt niet of moeilijk te verdedigen is
gezion hetgeen momenteel in ons land aan de orde is op het gebied van
lonen en prijzen. Na een uitgebreide bespreking werd besloten uw college
mede te delen dat de leden der commissie hun stem wensen voor te be-
houden".
Burgemeester en wethouders betreuren het dat de commissie voor de
financiën niet tot een advies is kunnen komen. Nochtans handhaven bur-
gemeester en wethouders hun voorstel. De laatste verhoging van het pre-
sentiegeld dateert van begin 1967. In 1968 is geen voorsitel tot verhoging
der prcisentiegelden gedaan ondanks dat ook in dat jaar het geld in waar-
de verminderd is door de stijging der kosten van levensonderhoud. Nu in
de voorgestelde verhoging ook met die factor rekening wordt gehouden
lijkt het alsof de voorgestelde verhoging groter is dan eigenlijk verant-
woord zou zijn. Buitendien moet men het prese.ntiegeld zien als een ver-
goeding voor eventuele loonderving tengevolge van het bijwonen van ver-
gaderingen. Het moet niet zo zijn dat, wanneer iemand tot raadslid is
gekozen, hij om financiële redenen, zoals loonderving, zijn benoeming niet
zou kunnen aanvaarden. Dit bezwaar geldt ook voor zittende raadsleden.
De heer Van den Briel zegt dat hij in de laatste vergadering van de
financiële commissie niet aanwezig is geweest. Spreker is het echter wel
ten dele eens met de in die vergadering aangevoerde argumenten. De
V.V.D.-fractie heeft een bepaalde geschiedenis op het gebied van derge-
lijke voorstellen. Het is daarom misschien terecht dat hij er iets over
zegt. In de eerste plaats wil spreker naar voren brengen dat de hoogte van
het bedrag der presentiegelden natuurlijk op geen onkele wijze gekop-
peld kan worden aan het werk dat een .raadslid verricht. Het is onmoge-
lijk een bepaalde financiële vergoeding te geven voor wat een raadslid
doet of soms niet doet. In de tweede plaats mag het natuurlijk niet voor-
komen, zoals dc. vocrzitter zeer terecht heeft opgemerkt, dat de hoogte
van het presentiegeld een beletsel zou zijn voor gekozen vertegenwoordi-
gers van de burgerij om in de raad zitting te nemen omdat dit te grote
financiële opoffertngen van hen zou vergen.
Aan de andere kant gelooft spreker echter dat, gezien de propaganda en
de politiek van de landsregering om zo weinig mogelijk verhogingen toe
te passen, het misschien niet helemaal tactisch is om juist op dit moment
deze verhoging door te voeren. Dit is echter ook weer niet zô'n groot be-
zwaar dat de V.V.D.-fractie zich tegen het voorstel van burgemeester en
wethouders zal verzetten.
De hear Willemse zegt dat hij in eerste instantie wel begrip kon op-
brengen voor de motieven van enkele leden van de financiële commissie zo-
als die in grote lijnen in het advies aan burgemeester en wethouders zijn
neergelegd. Nadien is spreker omtrent deze materie nader geïnformeerd
waarbij hij tot de conclusie is gekomen dat bij niet-verhoging van het
presentiegeld de mogelijkheid aanwezig is, dat voor reeds zittende leden
van de raad hieruit financieel nadeel zou ontstaan. Spreker had niet ver-
wacht dat er nog werkgevers zouden zijn die loon inhouden voor het bij-
wonen van een .raadsvergadering. Helaas, het blijkt wel zo te zijn. Daar-
naast zijn er ook nog andere kosten aan het raadslidmaatschap verbon-
den. Die onkosten zijn voor een raadslid hoger dan men algemeen veron-
derstelt. Om deze redenen heeft sprekers fractie besloten het voorstel van
burgemeester en wethouders te steunen.
De heer Smit wijst er op dat de voorgestelde verhogingen neerkomen op
verhogingen met 33 en 50 De raadsleden moeten z.i. een voorbeeld zijn
voor hun kiezers en voor de gehele bevolking en een dergelijke verhoging