24 april 1969 76
niet aanvaarden. Middels de pers, radio en t.v. is geageerd tegen het ver-
hogen van het brievenport van 20 op 25 cent, hetgeen men een bijzonder
slecht voorbeeld van de regering vond, en nu zou de raad zich akkoord
verklaren met een verhoging van 33 en 50
De heer De Kuiter wil voorop stelien dat het helemaal niet de bedoeling
is om in deze discussie politiek stuntwerk te verrichten van welke soort
dan ook. Dit voorstel is in de financiële commissie een onderwerp van
heel ernstig beraad geweest, waarbij de leden bijzonder veel begrip voor
elkaars standpunt toonden maar elkaar toch niet helemaal hebben kunnen
vinden. Sprekers fractie stelt zich op soortgelijke wijze op als die van de
heer Van den Briel, hoewel spreker nog wel iets verder zou willen gaan.
Gevoelsmatig deelt sprekers fractie de mening, dat het voor ieder raadslid
mogelijk moet zijn het raadslidmaatschap te vervullen. Graag had spre-
ker gezien dat het presentiegeld gekoppeld zou zijn geweest aan de loon-
en prijsontwikkeüng of wat men maar wil, bij ontbreken waarvan deze
toch wel wat erg drastische verhoging is opgetreden. Dit voorstel betekent
dat de raadsleden in het verleden veel te weinig presentiegeld hebben ge-
had of het betekent dat men er nu drastisch overheen schiet. Spreker
vindt de beoordeling van de hoogte van het bedrag een bijzonder moeilijk
punt; dat is haast niet mogelijk want dat zou waarschijnlijk voor leder-
een verschillend moeten liggen, afhankelijk van de hoeveelheid werk die
men aan het raadswerk spendeert. Eigenlijk zou sprekers fractie m over-
weging wülen geven dit voorstel, althans tijdelijk, terug te trekken of te
matigen.
De heer Verlcouw gelooft dat het voor de raadsleden heel wat plezieriger
zou zijn geweest als gedeputeerde staten ten aanzien van de presentiegel-
den voor de raadsleden eenzelfde standpunt zouden hebben ingenomen als
zij innemen ten aanzien van de salarissen van de wethouders. Een onver-
kwikkelijk debat in de toekomst over de jaarwedde van de wethouders be-
hoort nu in ieder geval tot het verleden. Gedeputeerde staten kunnen
echter niet zover gaan omdat nu eenmaal in de gemeentewet staat dat
de raad kan bepalen of al dan niet door zijn leden presentiegeld zal wor-
den genoten waarvan het bedrag dan door gedeputeerde staten wordt vast-
gesteld. Het eerste woord is dus aan de raad zelf.
Spreker is het met de heer de Ruiter eens dat het eigenlijk heel ver-
velend is om over de presentiegelden in de raad te debatteren. Staat men
achter het voorstel van burgemeester en wethouders dan zou men bij de
kiezers de indruk kunnen wekken dat men het raadslidmaatschap begeert
pecunia causa en heel gemakkelijk met de gemeenschapsgelden omspnngt,
neemt men het andere standpunt in dan zou men kunnen menen dat een
raadslid de indruk wil vestigen van de brave Hendrik die zo heel zuirng
met de geiden van de gemeenschap omgaat. Uit de bespreking în de fi-
nanciële commissie is wel gebleken, dat noch het een noch het ander een
ernstig punt van overweging is geweest.
Spreker meent dat er eerst ten aanzien van de genoemde percentages
nog iets rechtgezet moet worden. Reeds in 1919 hebben gedeputeerde sta-
ten de gemeentebesturen meegedeeld, dat zowel het presentiegeld voor
de vergaderingen van de raad als die voor de commissies gelijk zou kun-
nen ziin. Gedeputeerde staten nemen dat standpunt nog in. De raad îs
destijds al van de lijn van gedeputeerde staten afgeweken. Heemstede
heeft toen de maximum normen van gedeputeerde staten voor wat de
raadsvergaderingen betreft aangehouden maar voor wat de commissiever-
gaderingen betreft, die in de regel niet zo lang duren, met een lager be-
drag genoegen genomen. Dat is nu ook weer het gevai. De raad zou een
presentiegeld van 40 voor een commissievergadering kunnen aanvaar-
den Spreker neemt echter aan dat de raad in meerderheid met het bedrag
van f 30 akkoord gaat. Men moet ook niet de indiruk hebben dat de pre-