30 oktober 1969
192
De voorzitter merkt op dat het wel erg gemakkelijk is om alles op de
eemeente af te wentelen. Het is logisch dat van beide zijden m de kosten
wordt bijgedragen. De gemeente wil een offer brengen omdat zij een goed
initiatief van een deel van de middenstand wi! stimuleren. Spreker geloof
dat nu een goede weg is ingeslagen. Als er verzoeken van andere ver-
enigingen komen moet de raad natuurlijk ook bereid zijn om te helpen.
De heer Brandsma vindt het een eigenaardige gang van zaken. Spreker
kriigt de indruk dat, als de raad nu zou beslissen om maximaal 5.000,
beschikbaar te stellen, de winkeliersvereniging dat zou moeten weigeren,
want zij hebben inmiddels een ander akkoord met het college gemaakt.
Zo wordt het hier voorgedragen.
De voorzitter zegt dat als burgemeester en wethouders niet bereid wa-
ren geweest om een bijdrage te verlenen, zij niet met dit voorstel waren
gekomen. Aan de hand van uitgebrachte rapporten zijn burgemeester
en wethouders tot het voorgestelde bedrag gekomen. Wanneer de raad
zou besluiten om 5.000,— te geven dan zou de vereniging wel gek zijn
om dat niet te accepteren.
De heer Brandsma wil zich aansluiten bij het voorstel van het college.
Spreker herhaalt dat hij het een vreemde situatie vindt. Hij kan zich
indenken dat het college de winkeliersvereniging kentoaar maakt dat het
een voorstel in de raad zal brengen om een bijdrage van maximaal
2.500,te geven en dat afgewaeht moet worden wat de raad zal beslis-
sen. Maar nu wordt het voorgesteld alsof het een toeetje vreemd zou zijn
zo heeft de wethouder zich ook uitgedrukt als de raad maximum
5.000,zou voteren.
De voorzitter merkt op dat burgemeester en wethouders de voorstellen
aan de raad moeten voortoereiden en daarbij spelen de aan hen uitgebrachte
rapporten een rol. Het is het goed recht van burgemeester en wethouders
om een voorstel in een bepaalde vorm te gieten.
De heer Bücker zegt dat het prettigef zou zijn geweest, en dat had ook
de discussie bekort, als in het voorstel had gestaan dat de winkeliersver-
eniging zich al bij voortoaat met het voorstel van het college akkoord
had verklaard.
De voorzitter: ,,Dat antwoord is pas gisteren of eergisteren ontvangen.'
De heer Smit zegt nog geen duidelijk antwoord te hebben gekregen
inzake de kwestie van de winkeliersvereniging Jan van Goijenstraat. Die
vereniging heeft al jaren lang voor eigen rekening iets gebracht voor
de gehele bevolking, vooral de alleroudsten en de allerjongsten.
Wethouder Van Wijk: „Die vereniging heeft niets gevraagd."'
De heer Smit zegt dat die vereniging wel bij een gemeentelijke instantie
is geweest. Zij heeft toevallig niet de officiële weg bewandeld. Spreker
vraagt of het niet billijk is om de bijdrage desnoods pondspondsgewijs te
verdelen over toeide verenigingen, a!s er maar een behoorlijke oplossing
komt.
De voorzitter merkt op dat dit laatste het debat volkomen doet ver-
wateren. Men wil iets op een presenteerblaadje aantoieden waar niet om
gevraagd is. Burgemeester en wethouders hebben indertijd aan de win-
keliersver. Jan van Goijenstraat opgave verstrekt van de kosten en op
grond van die kosten heeft die vereniging de feestverlichting niet aan-
gebracht.
De heer Smit: „Als men toen gezegd had dat subsidie zou worden ver-
leend, had men uit eigen middelen kunnen aanvullen."