27 november 1969 227 deze weg ontdekt zullen hebben, zal men ook op de Bennebroekerweg rustig stil gaan staan. Vooral het eerste stuk bij de dijk, waar zoveel huisjes pal tegen de weg aan staan, waar zoveel kinderen spelen, waar zoveel autowrakken worden opgesteld aan beide kanten van de weg, leent zich niet voor veel verkeer en spreker moet de heer Hupkes dan ook de illusie ontnemen dat hij daar nog lang rustig en aileen zal rijden. Daar zullen straks ook honderden auto's staan wringen of stilstaan. Spreker zou bijna zeggen dat de heer Willemse zich, wat de weg be- treft, ook in te veel bochten wringt. Hij wil teveel naar het noorden en dan weer teveel naar het zuiden; dat wordt een grote S. Diens oplossing ziet spreker niet. Nodig zijn: verbetering van de Zandvoortselaan, de aanleg van de de Ranitzweg, een aansluiting op de Zandvoortselaan en een aansluiting op de de Ranitzweg. Spreker heeft in zijn leven nog niet ëén weg gezien waarvan achteraf is gezegd dat die te groot, te wijds is aangelegd. Wel klaagt men dat het zonde is dat een bepaald stukje ter- rein niet bij de weg is genomen of dat de weg er zo ongelukkig ligt. Alle wegen, waarvan aanvankelijk gedacht werd dat zij te ruim, te royaal van opzet waren, zijn achteraf toch weer te smal gebleken en waarom zou die ontwikkeling zich in dit stadium niet voortzetten. Een ieder kan op zijn 10 vingers natellen dat dit zonder twijfel wel het geval zal zijn. Of de doortrekking van de westelijke randweg naar het zuiden precies 7 jaar zal duren, kan spreker niet zeggen. Wel kan hij met stellighedd zeggen dat de aanleg van de oost-west-verbinding gepland is op 7 jaar. Dat betekent dus hetgeen spreker al meer of min heeft gezegd maar iets minder scherp dat de mogelijkheid van afzwaaien naar links of naar rechts er pas zal zijn als de plannen eindelijk eens een keer zullen worden uitgevoerd; plannen die met betrekking tot deze wegen al meer dan 25 jaar worden gemaakt. Als 7 jaar werkelijk 7 jaar is, dan zitten wij nog 7 jaar in de ellende en dân pas zal men bij de Oase rechtsaf naar Zandvoort kunnen. Ook het verkeer dat niet zozeer op Zandvoort is ge- richt maar op het oosten van het land, zowel vanuit het zuiden als vanuit Heemstede en Haarlem-Zuid, speelt hier een grote rol. Het zai de zuide- lijke randweg hard en hard nodig hebben, met daarnaast de verbeterde Kruisweg en dan nog zal naar sprekers gevoelen blijken dat beide wegen over 10 jaar niet voldoende zijn. De heer Willemse heeft opgemerkt dat spreker helemaal niet heeft ge- sproken over het plan van diens fractie om de de Ranitzweg iets zuide- lijker te plannen. Dat heeft spreker niet bewust gsdaan maar hij heeft het verzulmd. Spreker heeft al betoogd, dat de de Ranitzweg op de kaart nog niet meer is dan een streep, een suggestie. Dââr zal ongeveer een weg moeten komen. Precies achter het landgoed 't Manpad ligt Leyduin. Volgens de kaart en de luchtfoto zou de weg dan permanent door bos gaan waardoor veel natuurschoon verloren zal gaan. Op zichzelf vindt spreker de kassen van Van Meeuwen niet mooi. Spreker weet dat een kas is te verplaatsen omdat een kas niet de grond nodig heeft waar hij op staat maar de grond die er in gebracht is. Kassen kunnen dus wel 100 m noordelijker of 100 m zuidelijker worden geplaatst. Spreker meent dat kassen minder moeilijkheden opleveren bij het aanleggen van een weg dan cultures op de koude grond. Als het kassencomplex zou worden ver- plaatst wordt daar ter plaatse aesthetisch niets aan gemist. Spreker wil wel zeggen, dat, wanneer aangetoond kan worden dat als ter plaatse een betere minder schadelijke oplossing mogelijk is, het gemeentebestuur daar natuurlijk achter zal staan. Nu is het niet meer dan een suggestie, goed bedoeld, maar nog niet aangetoond. Spreker wil die suggestie gaame blijven bestuderen met het college. Er is nog 7 jaar tijd om die suggestie aan gedeputeerde staten duidelijk te maken en wellicht zullen zij die oplossing inmiddels zelf ontdekt hebben. Naar aanlelding van de vraag van de heer Brandsma zegt spreker

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1969 | | pagina 33