232
27 november 1969
boven de belendende percelen uitsteekt. Indlen de aan de orde zijnde
woning in de toekomst zou gesloopt worden, zou spreker de grootst
mogelijke prudenitie in acht willen zien genomen.
De voorzitter: „Ik heb gehoord dat u daar op zondagochtend een bezoek
hebt gebracht."
Wethouder Van Wijk antwoordt dat de vorige week het rapport van
openbare werken over deze woning in het college is behandeld. Op grond
van de vele gebreken van dit huis heeft het college besloten de raad voor
te stellen deze woning onbewoonbaar te verklaren en met de voort-
varendheid waarmee het college werkt, is dat gebeurd in de eerste de
beste raadsvergadering, terwijl toen tevens gezegd is dat de eigenaar
moest worden bericht dat dit zou gaan gebeuren. Dat schrijven schijnt dus
wel te zijn opgesteld maar die brief is op een of andere wijze, die spreker
ontgaat en zich onttrekt aan zijn controle, wat later weggegaan. Spreker
meent dat ten raadhuize deze week nogal wat te doen is geweest met de
veie door de raad gesteld vragen die beantwoord moesten worden, uit-
getiikt een gestencild enz. Spreker meent de vertraging daaraan te mogen
toeschrijven.
De huiseigenaar haalt 2 dingen door elkaar. Dat hij wat gebelgd is
wanneer hij voor een jaar verhuurt maar de huurder 3 jaar blijft wonen,
is verkiaarbaar. Daar kunnen burgemoester en wethouders niets aan
doen. Wanneer men, voor welke termijn ook, huurt, kan men zich be-
roepen op huurbescherming; het is weinig fraai, maar deze weinig fraaie
woordbreuk is wettelijk beschermd en daar doet men weinig tegen. Nu
zijn woning onbewoonbaar wordt verkiaard heeft de eigenaar misschien
een argument waarmee hij een einde kan maken aan die huur. Dat voor-
deel heeft hij dan. Hij kan ook nog in beroep gaan tegen deze onbewoon-
baarverkiaring, zodat hem geen enkel recht ontnomen wordt. Nochtans
ware het ook spreker liever geweest als deze man 14 dagen tevoren ge-
weten had dat de raad zou beslissen over de onbewoonbaarverklaring van
deze woning. Op wat er verder met die woning gaat gebeuren hebben
burgemeester en wethouders weinig invloed. In elk geval mag er niet
meer in gewoond worden als de bewoners er eenmaal uitgetrokken zijn.
Burgemeester en wethouders gaan ook aitijd direct zoeken naar een ander
huis, zodat spreker meent dat in Heemstede hoegenaamd geen onbewoon-
baar verklaarde woning meer is bewoond; alle krotten zijn ontruimd en
dat zal eerstdaags met deze woning ook wel gebeuren. Het slopen is niet
aan het gemeentebestuur. AIs deze man de woning bij zijn bedrijf wil
trekken dan heeft spreker zo het gevoel hoewel hij de wet niet naast
zich heeft om die te kunnen opslaan dat het bordje er af zou moeten.
Op een bedrijfspand of een schuur staat ook niet onbewoonbaar verklaar-
de woning. Spreker wil graag voor de man zoeken naar een mogelijkheid
hoe hier de wet kan worden toegepast zonder dat het bordje er komt.
Spreker heeft meer bordjes zien wegwaaien en waar ze toen gebleven
zijn weet hij ook niet.
De heer Van den Briel: „Mag ik dan de wethouder, die tevens advocaat
is, alle sterkte wensen om deze zaak voor de man zo plezierig mogeliik
optelossen?"
Wethouder Van Wijk: „Datzullen wij trachten te doen."
De voorzitter: „Er staat nergens dat je geen vreemde taal mag ge-
bruiken, eventueel chinees."
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vast-
gesteld.