19 december 1969
294
hij zou er nog een algemene opmerking aan willen vastknopen. Zoëven is
gesproken over het meer inschakelen van burgers bij het gemeentelijke
werk. Spreker zou een soortgelijk pleidooi willen houden voor inschake-
ling van raadsleden bij het werk. Sprekers ervaring is n.l., dat plannen in
deze orde van grootte eerst dân in de raadscommissies komen wanneer ze
eigenlijk al hun eindstadium hebben bereikt en rijp zijn voor behandeling
in de raad. Dan kan de betreffende commissie slechts zeggen: nou dat is
leuk, gunstig advies. Zij kan nog eens een paar opmerkingen maken zo-
als „dat hadden wij toch iiever anders of eerder gezien" maar op dat
moment is de zaak zö vastgeklonken dat men eigenlijk alleen maar, om
zijn gezicht niet te verliezen, nee of ja kan zeggen. Dat heeft spreker
niet alleen in de paar weken dat hij nu weer raadslid is maar ook in vo-
rige zittingperiodes wel eens dwars gezeten. Door spreker niet alleen,
want gelukkig zijn er meer verstandige mensen, is er al vaak op aange-
drongen om dit soort zaken van het eerste begin af regelmatig met de
commissies te behandelen. Dan groeien de leden met de zaak mee. Dan
kennen zij de in en de out en dan kunnen zij met meer overtuiging ach-
ter een gunstig advies staan. Om maar één zaak te noemen. Er wordt nu
gesproken over een programma van eisen. Is dat programma van eisen
behandeld in de commissie voor openbare werken? Spreker neemt aan van
niet en dat vindt hij fout. Wanneer een bepaald idee wordt geboren en
men komt dan tot opstelling van een eerste schets, van een eerste vorm,
of in dit geval tot het programma van eisen, dan zou spreker graag zien
dat dat in de betreffende raadscommissie werd besproken zodat de leden
kunnen meegroeien met de gehele ontwikkeling van dat plan. Het be-
staande verbouwingsplan van het raadhuis b.v. is door burgemeester en
wethouders losgelaten en dan hoort men later dat burgemeester en wet-
houders de architect opdracht hebben gegeven een ander ontwerp te ma-
ken. Dat zal wel goed en nuttig zijn, maar mögen de raadsleden die geacht
worden de deskundigen ten aanzien van dit onderwerp te zijn, weten
waarom het college van de aanvankelijk met de commissie overeenge-
komen weg is teruggekeerd en nu een andere weg gaat bewandelen? La-
ten burgemeester en wethouders de commissies in een vroeger stadium
inschakelen alsmede bij de ontwikkeling van een dergelijk ontwerp.
De heer Hupkes zegt dat hij, op gevaar af dat hij zich aanbiedt als een
verstandig man, toch moet zeggen dat hij het met de woorden van de
heer Brandsma volledig eens is en ook sterk zou willen pleiten voor een
veel vroeger inschakeien van de commissies bij het uitwerken van plan-
nen. Uit efficiency-overwegingen is dat nuttig, omdat er dan minder
vaak plannen behoeven te worden gewijzigd. Immers, in de praktijk komt
het er op neer dat regelmatig plannen in de commissie worden gebracht
waartegen bezwaren zijn, zodat er nieuwe plannen moeten worden ge-
maakt. Spreker gelooft dat deze gedachte ook helemaal past in het vori-
ge punt dat besproken is, n.l. dat de lijn van de top naar beneden zo goed
mogelijk moet worden gemaakt. In eerste instantie dient er voor gezorgd
te worden dat die lijn in de eigen groep wordt waargemaakt.
De heer Van der Hulst betuigt adhaesie aan de woorden van de heer
Hupkes.
De voorzitter attendeert er op dat het college van burgemeester en
wethouders wettelijk belast is met de voorbereiding van de voorstellen
die aan de raad worden voorgelegd. Het college kan in omstandigheden
verkeren dat het niet mogelijk is voortijdig een zicht in een bepaald plan
te geven omdat er nog alle kanten mee kan worden uitgegaan. De raad
mag niet vergeten dat hij nooit op de stoel van burgeméester en wet-
houders mag gaan zitten. Dat de raad er op aandringt om, zodra het
maar enigszins kan, te worden ingelicht, spreekt vanzelf, maar dat staat
ter beoordeling van burgemeester en wethouders en de raad kan niet
stellen dat het moet.