21 4e afd. 26 februari 1970 Voor artikel 25 wordt g-elezen: Burgemeester en wethouders schrijven de bouwvergunning op verzoek van degene op wiens naam de vergunning is gesteld of van zijn recht- verkrijgende over op naam van een ander dan degene op wiens naam de vergunning is gesteld. In artikel 41 wordt het bepaalde onder g vervangen door: hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, mits deae hijs- inrichtingen geen grotere reikwijdte hebben dan 1 m voor de voorgevel- rooilijn en niet lager zijn geplaatst dan 4,2 m boven de hoogte van de weg. in artikei 42 wordt 1. veranderd in m. en wordt een nieuw 1. tussenge- voegd, luidende: 1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en bestemming op een voor de voorgevelrooilijn gelegen erf toelaatbaar zijn. In artikel 44 wordt de tweede zin van lid 1 vervangen door: Niet van toepassing is voorgaande bepaling: a. in die gevallen genoemd in artikel 41 en in die waarin de vrijstelling genoemd in de artikelen 42 en 43 is verleend; b. in de gevallen genoemd in artikel 47 en in die waarin de vrijstelling genoemd in artikel 48 is verleend, voor zover het bouwwerk geheel achter de achtergevelrooilijn is geplaatst; c. in de gevallen waarin de in lid 2 bedoelde nadere eis wordt gesteld. In artikel 48 wordt het bepaalde onder f, h, k en m als volgt gelezen: f. gebouwen op binnenterreinen, mits zij op grond van artikel 37 mogen worden gebouwd; h. aan- en uitbouwen welke buitenwerks gemeten niet hoger zijn dan de bovenzijde van de laagste volledig boven het terrein gelegen bouw- laag van het gebouw zelf en niet hoger dan 4,5 m boven de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw; k. een bij een eengezinshuis behorende vrijstaande bergplaats voor huis- houdelijke doeleinden, met een grotere oppervlakte dan 9 m'-' of een grotere hoogte dan 2,5 m boven de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw; m. bijgebouwen, andere dan bedoeld onder j en k, waarvan de goot- of boeiinghoogte niet hoger dan 3 m is boven de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw Van artikel 49 wordt de titel: Erf bij tot bewoning bestemde gebouwen. Het artikel wordt in zijn geheel vervangen door: 1. Bij een tot bewoning bestemd gebouw moet een erf aanwezig zijn dat ten minste een strook grond omvat die: a. vanuit het gebouw toegankelijk is; b. over de volle breodte van het gebouw aansluit aan de achtergevel; c. voor wat betreft het achter het gebouw gelegen deel dat is be- grepen tussen het verlengde van de zijgevels, een diepte heeft van ten minste 5 m. 2. De maat genoemd in lid 1 wordt gemeten haaks op de achtergevelrooi- lijn, vanuit het verst achterwaarts gelegen deel van het göbouw. Daar- bij blijven de onderdelen van dat gebouw, bedoeld in artikel 47, alsmede balkons en veranda's, buiten beschouwing.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1970 | | pagina 15