21
4e afd.
26 februari 1970
met betrekking tot heipalen, andere funderingspalen en oplangers, en
de verwerking daarvan.
In artikel 164, Ud 4, onder b, wordt het getal „1957" vervangen door
„1959".
In artikel 172 worden in lid 2 de woorden „onder c" vervangen door
„onder e".
In dit artikel wordt lid 4 als volgt gelezen:
4. Het binnenblad van een gevelspouwmuur van metselwerk moet
aan de spouwzijde zijn afgekwast met de specie, waarmede wordt
gemetseld.
en lid 6 als volgt:
6. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in:
a. îid 1, onder b, voor wat betreft de toepassmg van een wijdere
spouw dan 10 cm;
b. lid 1, onder c, mdien elk der spouwbladen voldoende stijfheid bezit;
c. lid 1, onder e, voor spouwmuren met een grotere hoogte.
In artikel 173 wordt de tweede zin van Ud 1 als volgt gelezen:
Daarbij wordt 1 hl zand gerekend als 1 volumedeel toeslagstof en geldt
als volumedeel bindmiddel:
125 kg cement
1 hl kalkdeeg
1.2 hi poederkaik 90-95
1.3 hl poederkalk 80-85
1.4 hl poederkalk 70-75
1.5 hl poederkalk 60-65 of schelpkalk.
Van artikel 203 wordt de titel gewijzigd in: Draairichting en beveili-
ging van beweegbare ramen.
Voorts wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Nadere eisen kmrnen worden gesteld, ter voorkoming van het
naar buiten vallen van personen, aan de sluiiting van naar buiten
draaiende ramen van tot bewoning bestemde gebouwen, indien de
onderkant van de raamopening hoger ligt dan 2,2 m boven een ter
plaatse van de buitenzijde van het raam gelegen weg, erf, vloer of dak.
Van artikel 219 wordt de titel gewijzigd m: Uitmonding bovendaks.
Het artikel wordt in zijn geheel als volgt gelezen:
Gasafvoerkanalen moeten bovendaks op een doeltreffende plaats uit-
monden en zonodig zijn voorzien van een kap.
Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de uitmondmg vol-
doet aan de desbetreffende bepalingen van NEN 1078 uitgave 1963
Gasinstallatievoorschriften)
In artikel 221 wordt lid 3 als volgt gelezen:
3. VrijsteUing kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 voor
gasafvoerkanalen, die zodanig zijn ingericht dat voldoende waarborgen
aanwezig zijn dat geen gassen uit het kanaal in de aangesloten ruimten
kunnen binnenstromen.
In artikel 227 wordt aan lid 1 toegevoegd:
Niet van toepassmg is het bepaalde in dit lid voor een ventiiatiekanaal
dat dient voor de ventilatie van een privaat en een badruimte in
dezelfde woning, indien de inhoud van de badruimte niet groter is dan
7 m3.