22
4e afd.
26 februari 1970
REGELEN OMTRENT DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 1
VAN DE WOONRUIMTEWET 1947, STBL. NR. H 291
De Raad der gemeente Heemstede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 11 februari
1970;
gelet op artikel 4 van de Woonruimtewet 1947, Stbl. nr. H 291;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende
REGELEN OMTRENT DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 1 VAN DE
WOONRUIMTEWET 1947, STBL. NR. H 291.
Artikel 1.
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 1 van de Woon-
ruimtewet 1947, Stbl. nr. H 291, geschieden bij een door burgemeester en
wethouders vastgesteld formulier, dat kosteloos ter secretarie der ge-
meente verkrijgbaar is.
Bij een aanvrage wordt overgelegd een verklaring van degene die over
de te betrekken woongelegenheid te beschikken heeft, waaruit blijkt dat
hij bereid is de in de aanvrage omschreven woongelegenheid aan de aan-
vrager in gebruik te geven.
Een buiten de gemeente wonende aanvrager legt bovendien over een
verklaring van zijn werkgever, waaruit blijkt waar en sedert wanneer hij
zijn werkzaamheden verricht.
Op verzoek van burgemeester en wethouders moeten tevens de stukken
worden ingezonden, welke voor een juiste beoordeling noodzakelijk zijn.
Artikel 2.
Burgemeester en wethouders beschikken zo spoedig mogelijk op een
aanvrage. Bij het nemen van hun beslissing streven burgemeester en
wethouders naar een optimaal gebruik van de beschikbare woongelegen-
heid.
Artikel 3.
Behoudens de door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening ingevolge artikel 3 van de Woonruimtewet 1947, Stbl. nr. H 291,
vastgestelde of vast te stellen voorschriften, weigeren burgemeester en
wethouders een gevraagde vergunning:
a. indien de aanvrager de op het formulier gevraagde gegevens onjuist
of onvolledig heeft verstrekt of nalaat de stukken, welke door burge-
meester en wethouders worden verlangd, over te leggen;
b. indien de buiten de gemeente wonende aanvrager niet economisch
gebonden is aan het gebied, behorend tot de agglomeratie welke ge-
vormd wordt door de gemeenten Haarlem, Heemstede en de andere
gemeenten welke blijkens een besluit van de besturen dier gemeenten
daartoe worden gerekend.
Artikel 4.
In afwijking van het bepaalde in artikel 3, onder b, kan de vergunning
worden verleend indien daardoor een doelmatige verdeling van woon-
gelegenheid in de gemeente niet wordt gesohaad.