29
4e afd.
12 maart 1970
zodat wordt voorkomen dat dit verkeer zijn weg door Heemstede zoekt.
Op de bij het rapport van de technische commissie behorende kaarten
staat deze aansluiting in beide gevallen niet aangegeven.
Indien het provinciaal bestuur besluit tot het niet aanleggen van de
weg ten zuiden van Aerdenhout, kan terecht de vraag worden gesteld of
de oost-west-verbinding nog wel het tracé door Heemstede moet ver-
krijgen, zoals tot heden is gedacht en voorgesteld. Bij het ontwerpen van
dit tracé is immers uitgangspunt geweest de bedoeling dat de weg zou
worden voortgezet ten zuiden van Aerdenhout. Indien deze voortzetting
niet plaats vindt kan ook het gedeelte van deze verbinding tussen Haar-
lemmermeer en de weg langs de spoorlijn opnieuw in beschouwing worden
genomen. Wij zijn van mening, dat het tot heden gedachte tracé door
Heemstede in dit geval moet worden opgegeven. Het verdient aanbeveling
om de oost-west-verbinding ten zuiden van Bennebroek te traceren. Dit
onbebouwde gebied is minder kwetsbaar dan het gebied waardoor thans
deze verbinding is geprojecteerd.
Wij hebben ons nogmaals beraden over de wenselijkheid van een aan-
sluiting van de oost-west-verbinding op de Herenweg indien het standpunt
van de verlegging van deze verbinding in zuidelijke richting niet wordt
aanvaard. De meningen in ons college over deze aansluiting zijn verdeeld.
Enkele leden zijn van oordeel dat deze aansluiting tot stand moet komen
omdat het verkeer in Heemstede hierdoor zal worden ontlast en iedere
gelegenheid hiervoor moet worden benut. De overige leden zijn van oor-
deel dat deze aansluiting weinig zin heeft, omdat op korte afstand, name-
lijk onmiddellijk ten westen van de spoorlijn een aansluiting op de noord-
zuid-verbinding tot stand zal komen.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
A. G. A. van Rappard.
De secretaris,
J. M. Kruitwagen.
Behoort bij de notulen van de vergadering van de raad dd. 12 maart
1970.