47 2e afd. 29 april 1970 van het Algemeen Ambtenarenreglement of een soortgelijke be- paling in een andere overheidsregeling; d. tijd als bedoeld in artikei D 3 van de Algemene burgerlijke pen- sioenwet; e. tijd in een aangehouden betrekking. Artikel 3 1. In deze verordening wordt verstaan onder „bezoldiging": de bezoldiging bedoeld in artikel C 1, lid 4, van het Algemeen Ambte- narenregiement, zoals deze laatstelijk vöör het ontslag aan de betrek- king was verbonden, vermeerderd met de vakantietoelage, bedoeld in artikel D 4 van dat reglement. 2. Voor zover in de bezoldiging een bedrag moet worden begrepen wegens de vergoeding, bedoeld in artikel C 4, lid 1, van het Algemeen Ambte- narenreglement, wordt dit bedrag berekend naar het gemiddelde over de aan de dag van het ontslag voorafgaande twaaif volle kalender- maanden. 3. Indien in de bezoldiging anders dan wegens periodieke verhoging wijzi- ging zou zijn gekomen als de wachtgelder de betrekking op die bezoldi- ging zou zijn biijven vervullen geldt met ingang van de dag van in werking treden van die wijziging het gewijzigde bedrag als bezoldi- 8Ting. 4. Indien de bezoldiging wegens verminderde werkzaamheden vooraf- gaande aan de opheffing van de betrekking lager was dan zonder ver- minderde werkzaamheden het gevai zou zijn geweest, kan de bezoldi- ging ten gunste van de wachtgelder worden herzien. Bedrag en duur Artikel 4 1. Aan de wachtgelaer wordt gedurende een termijn van drie maanden, ingaande op de dag van het ontslag, een waohtgeld toegekend geiijk aan de bezoidiging. 2. Indien de wachtgelder op de dag van het ontslag de leeftijd van twintig jaren heeft bereikt wordt hem na afloop van de in lid 1 genoemde termijn verder wachtgeld toegekend op de voet van de artikelen 5 en 6. Artikel 5 1. De duur van het wachtgeld, bedoeld in artikel 4, lid 2, bedraagt 18 van de diensttijd, welk percentage wordt vermeerderd met 1% voor elk leeftijdsjaar boven twintig jaren tot een maximum van 78. De duur van het wachtgeld wordt op een volle dag naar boven afgerond. 2. De totale duur van het wachtgeld in de zin van deze verordening is niet langer dan de diensttijd, behalve in het geval genoemd in artikel 7, lid 1. Artikel 6 Het bedrag van het waohtgeld, bedoeld in artikel 4, iid 2, is gedurende de eerste drie maanden gelijk aan de bezoidiging. Gedurende de daarop voigende zes maanden bedraagt het 85 van de bezoldiging, welk per- centage voor eik leeftijdsjaar boven 25 jaar met 1/4 wordt vermeerderd tot een maximum van 90 Vervolgens bedraagt het wachtgeld 80 van de bezoldiging.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1970 | | pagina 51