- jIL-W S 11W
1*
2e £ifd. 29 april 1970 48
Verhuiskosten
Artikel 7
Aan de belanghebbende bedoeld in artikel 4, lid 1, kan, indien hij elders
arbeid of bedrijf ter hand gaat nemen, door burgemeester en wethouders
een op de voet van de Verplaatsingskostenverordening te bepalen ver-
goeding in de kosten van een daartoe noodzakelijke verhuizing worden
toegekend.
Vermindering
Artikel 8
1. Indien de belanghebbende bedoeld in artikel 4, lid 1, inkomsten ver-
krijgt uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen op of
na de dag waarop hem het ontslag is verleend dan wel schriftelijk
mededeling is gedaan van het voornemen hem ontslag te verlenen,
wordt de in artikel 4 bedoelde uitkering verminderd, behoudens toe-
passing van het bepaalde in artikel 20.
2. Voor de uitvoering van de in lid 1 gegeven bepaling gelden de volgende
regels:
a. worden de inkomsten verkregen uit hoofde van een betrekking bij
Ieen openbaar lichaam dan is de vermindering gelijk aan het bedrag
waarmede inkomsten en uitkering samen de bezoldiging te boven
gaan;
b. worden de inkomsten verkregen uit anderen hoofde dan is de ver-
mindering gelijk aan het bedrag waarmede ihkomsten en uitkering
samen 110 van de bezoldiging te boven gaan;
c. worden de inkomsten bedoeld onder a en b gelijktijdig verkregen
dan wordt de uitkering eerst verminderd met het bedrag waarmede
de onder a bedoelde inkomsten en uitkering samen de bezoldiging
te boven gaan. Vervolgens worden de onder a en b bedoelde in-
komsten bij de eventueel verminderde uitkering opgeteld en wordt
een tweede vermindering bepaald op het bedrag waarmede de ver-
kregen som 110 van de bezoldiging te boven gaat.
3. Met inkomsten bedoeld in lid 2 onder a worden gelijk gesteld in-
komsten verkregen uit hoofde van een betrekking waarin de belang-
hebbende ambtenaar in de zin van de Algemene burgerlijke pensioen-
wet is of, ongeacht de artikelen B 7 en B 9 van evengenoemde wet,
zou zijn.
4. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt overeenkomstige toepassing
ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter
hand genomen gedurende verlof onmiddellijk voorafgaande aan het
ontslag ter zake waarvan de uitkering is toegekend.
5. Onder inkomsten bedoeld in de voorgaande leden worden niet verstaan
kindertoelage en kinderbijslag, alsmede de compensatie voor de premie
ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en
Wezenwet welke in die inkomsten is of geacht kan worden te zijn
begrepen, tenzij de uitkering is verleend uit een betrekking, bedoeld
in artikel 2, lid 2.
6. Indien de belanghebbende op of na de dag bedoeld in lid 1 inkomsten
of hogere inkomsten, anders dan ten gevolge van algemene loons-
verhogingen, verkrijgt uit of in verband met arbeid of bedrijf ter hand
genomen vôör de evenbedoelde dag, is ten aanzien van die inkomsten
of hogere inkomsten het bepaalde in dit artikel en in artikel 9 van
overeenkomstige toepassing.