Buitengewone Openbare Vergadering
van de Raad der Gemeente Heemstede
op vrijdag 14 augustus 1970, des avonds om 8 uur.
14 augustus 1970
192
Voorzitter: mr. O. H. van Wijk, loco burgemeester.
Teg-enwoordig zijn de leden: mevr. drs. B. M. A. Vriesendorp-de Olercq
en de heren dr. J. J. L. van Berckel, J. W. Beijen, J. A. Bomans, dr.
J. K. van den Briel, ir. D. J. Enschedé, M. J. M. van der Hulst, ir. L.
Hupkes, G. W. Kuiper, H. H. Rücker, dr. J. de Ruiter, M. D. Scheer, H. J.
Smit, H. J. Verkouw, G. J. Willemse en de wethouders H. H. van Ark,
Th. J. H. Verhoeven en mevr. H. van der Meulen-Houwer.
Secretaris: mr. J. M. Kruitwagen.
Afwezig: mevr. mr. A. J. H. Gaasterland-Braaksma en de heer C.
Brandsma.
De voorzitter opent de vergadering, waarna hij de volgende rede uit-
spreekt:
,,Wij zijn in deze buitengewone raadsvergadering bij elkaar gekomen in
verband met het heengaan van burgemeester van Rappard omdat wij er
behoefte aan hebben, ook als raad dit droeve gebeuren met elkaar enkele
ogenblikken te overdenken, een gebeuren dat een extra tragisch accent
heeft gekregen door de medische gang van zaken.
Meer dan 20 jaar was burgemeester van Rappard ook in de gemeente-
raad een der onzen. De heer Verhoeven en ikzelf hebben hem al die jaren
als voorzitter van deze raad meegemaakt en velen van ons een lange tijd.
Een gemeenteraad heeft hij altijd gezien als een werkcollege, een werk-
team, weliswaar met een bijzondere signatuur, heterogeen van samen-
stelling, maar toch vanuit die situatie trachtend met elkaar het beste
voor de gemeente te bereiken. En als dan één lid uit dat team wegvalt,
en zeker door de dood, lijden de andere leden mee. Een werkgroep dus
met een vrije meningsuiting, zo heeft hij ons geleid en zo is hij ons voor-
gegaan, een vrijheid die echter ook haar grenzen moet hebben wil zij
waarlijk vrijheid blijven, en ook dat heeft hij ons voorgehouden. Ik heb
zo deze dagen nog eens gebladerd in de notulen uit de ambtsperiode van
burgemeester van Rappard, zoals men kan bladeren in een album, en
daarbij is mij gebleken, wat voor mij en ook voor u geen verrassing is,
dat er in zijn denken en doen een duidelijke lijn te vinden is. Ik realiseer
mij ten volle dat een toespraak als de onderhavige het gevaar kan in-
houden van eenzijdigheid. Maar ondanks dit gevaar wil ik toch memoreren
de lijn die ik in zijn betogen aantrof. En dan is het onjuist een man als
burgemeester van Rappard zonder meer als behoudend aan te duiden,
zoals wel gebeurd is. Hij heeft duidelijk onderkend, en dat is goed, de
spanning die er altijd bestaat en er altijd bestaan zal tussen hetgeen was
en tussen hetgeen komende is, maar hij is noch ondergedoken in de goede
oude tijd noch heeft hij kritiekloos willen aanvaarden het nieuwe of het
beweerdelijk nieuwe. Het argument nieuwe tijden nieuwe zeden was hem,
en terecht, te pover om daarin zonder meer een nieuwe basis voor zijn
beleid te vinden. Speciaal uit zijn nieuwjaarstoespraken valt op te maken
en af te leiden, dat burgemeester van Rappard veelal bezig was met het
zoeken naar een verantwoorde houding tussen het oude en het nieuwe.
Hij beroept zich daarbij nogal eens op Schriftwoorden, zoals „Wij kunnen
niet zeggen het oude is voorbijgegaan ziet het is alles nieuw geworden",
of „De aarde en de hemel zullen vergaan, Gij blijft dezelfde. Aan uw
jaren komt geen einde".