c. voor geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een esthetisch of
technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen en andere bouw-
werken.
Artikel 4. Uitwerking van een deel van het plan.
Burgemeester en wethouders werken de gedeelte Al, A2 en B van het
plan nader uit, met inachtneming van de voorschriften van Hoofdstuk II.
Bij de uitwerking mag van het bepaalde in artikel 6 lid 1 worden afge-
weken, met dien verstande dat 50% der eengezinshuizen in de gebieden
A1 in twee bouwlagen en 50% der eengezinshuizen in de gebieden A2 in
drie bouwlagen mogen worden gebouwd.
Artikel 5. Voorlopig verbod voor bouwen en uitvoering van andere werken.
1. Op de gronden bestemd voor woondoeleinden A1 en A2 en bijzondere
bebouwing B mag niet worden gebouwd en mogen geen andere werken
worden uitgevoerd, alvorens voor deze gronden een door Burgemeester
en wethouders vast te stellen nader uitgewerkt plan, rechtskracht
heeft gekregen.
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
het bepaalde in lid 1 mits vooraf van Gedeputeerde Staten de ver-
klaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling
geen bezwaar hebben.
HOOFDSTUK II BESTEMMINGEN ART. 11 W.R.O.
Artikel 6. Woondoeleinden.
De gronden aangewezen voor woondoeleinden A1 en A2 zijn bestemd
voor de bouw van eengezinshuizen en daarbij behorende bergplaatsen en
stallingsruimten, alsmede voor de aanleg van rijwegen, fiets- en wandel-
paden, groenvoorzieningen, speel- en parkeergelegenheid.
De uitwerking van het plan dient te geschieden overeenkomstig de na-
volgende bepalingen:
1. De eengezinshuizen in het gebied aangeduid met kategorie Al, mogen
ten hoogste één bouwlaag bevatten.
De eengezinshuizen in het gebied aangeduid met kategorie A2, mogen
ten hoogste twee bouwlagen bevatten.
2. De bruto bebouwingsdichtheid van alle der voor woondoeleinden be-
stemde gebieden moet, resp. mag bedragen:
tenminste 20 en ten hoogste 30 woningen /ha in de gebieden A1
tenminste 30 en ten hoogste 35 woningen /ha in de gebieden A2.
3. De parkeerruimte (waaronder mede begrepen de overdekte stallings-
ruimten) moet in de gebieden A1 en A2 tenminste 1 parkeerplaats
per woning bedragen.
4. Het uitgewerkte plan mag in de gebieden aangewezen voor woondoel-
einden, tevens voorzien in de bouw van bijzondere bebouwing, doch
zulks uitsluitend voor zover daaraan binnen elk der voor woondoel-
einden bestemde gebieden behoefte zal bestaan.
Artikel 7. Bijzondere bebouwing.
De gronden aangewezen voor bijzondere bebouwing zijn bestemd voor
de bouw van openbare en bijzondere gebouwen en winkels, alsmede
voor de aanleg van rijwegen, wandelpaden, groenvoorzieningen, speel-
en parkeergelegenheid.
De uitwerking van het plan dient te geschieden overeenkomstig de
navolgende bepalingen: