235
24 september 1970
genocmd, dan klinkt het wat aanmatigend om van de zijde van de tafel
van burgemeester en wethouders nog iets over agressie te willen zeggen.
Spreker kan echter de verleiding niet weerstaan om enkele slotpassages
voor te lezen uit het eerste artikel dat hij aanhaalde. „In de eerste plaats
de vraag, of het wel ooit mogelijk zal zijn de agressie, die zozeer is inge-
worteld in en verweven met de menselijke bestaanswijze, te vermijden.
Misschien zal het in absolute zin nooit mogeiijk zijn. In elke menselijke
ontmoeting, of dat nu tussen individuen of tussen groepen is, zal een
element van contraire spanning en ook van openheid en gevecht mee-
spelen. Ik denk dat wij dat moreel ook emstig moeten nemen en zeggen
dat bij elk menselijk contact van enige intensiteit een stuk schuld aan-
wezig is waar wij ons niet cynisch berustend bij hoeven neer te leggen.
Maar het schijnbaar andere uiterste, n.l. het krampachtig onderdrukken
en bedekken van al dat agressieve, lijkt ons moreel even bedenkelijk.
De geschiedenis van de sexualiteit (spreker weet niet of het college er
helemaal achterstaat wat hij nu gaat voorlezen), heeft toch duidelijk ge-
maakt dat het krampaöhtig preutse onderdrukken van de gerichtheid,
moreel hoogstens een Phyrrus-overwinning is. En zo lijkt ons agressie
moreel niet overwonnen in de mate waarin zij onderdrukt wordt, maar
in de mate waarin zij doorbroken wordt, naar de ander toe. En geuite
agressie is daar soms dichter aan toe dan onderdrukte agressie. Hiermede
hebben wij een tweede vraag al aangeroerd: Is het vermijden van agressle,
afgezien van de mogelijkheid, in principe altijd het ethisch betere? Ons
antwoord is, aldus de heer Waalwijk, nee. Het passief ondergaan of ook
het spanningsloos meevibreren, kan in grote en kleine menselijke ver-
houdingen ethisch bedenkelijker zijn dan het vechten. De worsteling binnen
een persoonlijke verhouding, de verontwaardiging, het protest, ook het
boos worden, kan immers in allerlei situaties waarachtiger zijn dan
onagressief meegaan. Maar dat is nog geen reden om het stuk agressie
dat zij impliceren of waartoe zij leiden voor onschuldig te houden. Dit
houdt voor ons ook in dat revolutionair geweld in sommige situaties wel
moreel onontkoombaar maar nooit moreel onschuldig kan zijn. Dit brengt
ons tot een laatste vraag, n.l. is elke agressie ongeacht vorm, intensiteit,
inzet, ethiseh gelijkelijk verwerpelijk O.i. niet. Agressie is vooral dââr
demonisch, mensonterend dat geldt voor de agressor en het slachtoffer
waar zij totaal is en wat daarvan genoten wordt, of omgekeerd ge-
zegd, voor zover er in of naast agressie een stuk openheid, aandacht,
ruimte voor de ander en vooral ook een stuk pijn in de agressor zelf
blijft, is die agressieve relatie nog niet tot de uiterste demonie gevallen.
Ik weet niet of Bisschop Bell toen hij in de tweede wereldoorlog in het
lagerhuis protesteerde tegen de politiek van de onvoorwaardelijke over-
gave en later bij Churchill tegen het bombardement van Dresden ge-
protesteerd heeft tegen alles waartegen geprotesteerd had moeten worden,
maar hij heeft wel op een bijzonder wezenlijk punt geprotesteerd."
Nu gaat het er volgens spreker om, en dat zal ook wel de bedoeling van
de briefschrijvers zijn geweest, wat heeft de overheid hier nu eigenlijk mee
te maken. Spreker meent dat de overheid hier heel veel mee te maken
heeft. Spreker wil dan noemen: het onderwijs en de expressievakken,
de sport in het algemeen en de bouw van gymnastieklokalen, van een
sporthal in het bijzonder, de bouw van een gemeenschapshuis, de sub-
sidiëring van allerlei jeugdwerk, de recreatie, onderwerpen die ons per-
soonlijk aangaan. Zowel het college van burgemeester en wethouders als
raad zullen zlch met deze dingen bezig moeten houden en naar op-
lossmgen moeten zoeken en deze opdracht niet moeten uitstellen tot Sint
Juttemis. Spreker hoopt dat de heer Dörr met dit antwoord tevreden is.
Spreker hoopt ook ten dele namens het college te hebben gesproken!
Spreker meent dat het de taak van de overheid is hierover mee te denken
en na te denken en oplossingen te zoeken.