338 17 december 1970 Maar bij afwachten zal het niet mogen blijven. Wij misten dan ook node in de aanbiedingsnota een hoofdstuk over deze aangelegenheid. Dat wij in de begroting van de gewone dienst onder hoofdstuk II slechts een begrote post van 200,aantreffen, even hoog als het vorige jaar, wil- len wij bepaald niet als symbolisch aanmerken voor de voorgenomen werk- zaamheden van dit orgaan in 1971. Toch hadden wij in de aanbiedingsnota een actievere benadering willen zien. Het is ons bekend, dat een commissie ter bestudering van bestuursproblemen op 1 juli j.l. een „schema bestuur- lijke organisatie" heeft aangeboden aan burgemeester en wethouders van Haarlem en wellicht verdient het aanbeveling om te pogen de raad van dit schema te laten kennisnemen. Daarnaast stelt de aanbiedingsnota van de gemeente Haarlem een aan- tal prioriteiten, waaronder de bestuurlijke integratie. De nota stelt, dat samenwerking op vrijblijvende basis tussen zelfstandige bestuurseenheden of samenwerking door gemeenschappelijke regelingen niet tot oplossingen leidt, hetgeen mijn collega van de Haarlemse D'66-fractie in zijn algemene beschouwingen deed opmerken dat „een drastische ingreep als het stich- ten van een grote gemeente hem vooralsnog niet zo geslaagd leek", een mening, waarbij wij ons van harte aansluiten. Want, om zijn verdere woorden aan te halen, „de definitieve samenwerkingsvorm moet al wer- kende gevonden worden". Onze hearing van 23 maart dit jaar over intergemeentelijke samen- werking bevestigt deze stellingname slechts. Professor Groenman toonde daar o.i. duidelijk aan, dat het rücksichtslos vormen van grote gemeenten een gevaar kan inhouden voor de werking van een gezonde democratie. In deze tijd, die zwanger gaat van onvermijdelijke fusies in het bedrijfs- Ieven, is het aan de orde stellen van fusies van gemeenten een welhaast onontkoombare noodzaak, waartegenover wij ons actief en positief dienen op te stellen. De tijd is voorbij, dat elke gemeente, hoe groot of klein ook, volledig autonoom kan blijven bestaan. Echter het siagen van elke fusie hangt af van de vorm waarin wordt gefuseerd. En de juiste fusievorm be- hoeft niet noodzakelijkerwijs te zijn een volledig met eikaar versmelten van de fusiepartners tot één groot autonoom geheel, maar blijkt in de praktijk veelal te zijn de vorming van elk op zich autonome divisies. Hier- bij verricht elke divisie datgene, waartoe het door zijn aard, zijn ligging en zfln outillage het best is toegerust. Dit met in achtneming van' de be- langen van het totaal. Vooralsnog menen wij dat dit de samenwerkings- vorm is die kân en möét ontstaan. Naar wij menen te weten zal de I.S.K. aan professor Brasz opdracht geven deze zaken nader te bestuderen, een initiatief, waar wij slechts positief tegenover kunnen staan. Een derge- lijke belangrijke aangelegenheid dient met omzichtigheid en gedegen studie te worden aangepakt. Daarnaast wordt het, dachten wij, de hoogste tijd het beraad binnen de I.S.K. doorzichtiger te maken dan het tot op heden is. Het gehele beraad speelt zich af in een onverdraaglijke beslotenheid, die niet te verenigen is met het algemene belang van onze streek. Het wordt hoog tijd, dat hier de ramen opengaan, opdat frisse lucht kan binnenwaaien. Wij menen daarnaast, dat het ook politiek een gezonde zaak zou zijn, wanneer alle politieke partijen evenals D'66 dit tot op heden als énige heeft gedaan zouden komen tot het opstellen van een regionaal pro- gramma. Daarnaast wellicht ook tot een regionaal fraktieberaad. Het zou de zo noodzakelijke acceleratie kunnen brengen in het patroon van sa- menwerking tussen de Kennemer gemeenten. Als laatste uitgangspunt van deze beschouwing zou ik willen noemen de demokratisering en open deelneming, waarbij de mens met zijn noden, behoeften en verwachtingen centraal staat. Ik heb bewust dit derde punt als laatste gekozen, omdat het in feite de kern uitmaakt van onze be- weging en als zodanig het centrale thema is van ons handelen. Daarom

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1970 | | pagina 32