ysukttJLÉUHll 17 december 1970 361 z6 uitdrukken. De P.v.d.A. is van mening dat de confessionele partijvor- ming overbodig is en dat in een algemene partij dezelfde godsdienstige motieven die in de A.R. aanwezig zijn moeten gelden en tot gelding kun- nen komen. Dat is het enige verschil wat de P.v.d.A. scheidt ten aanzien van het vraagstuk van wel of geen confessioneel gestoelde partijvorming. Spreker heeft alle respect voor de confessionele partijen wanneer zij leven naar een uitgangspunt en in die kwaliteit kunnen zij heel goede mede- strijders zijn in het streven naar een andere en een betere samenleving. Vanuit dat beginsel leeft ook spreker. Vanuit dat beginsel leeft ook de heer de Ruiter hetgeen spreker vanavond heel nadrukkelijk heeft kunnen vaststellen. In dat opzicht kan spreker de heer de Ruiter de hand reiken waar zij leven vanuit een verschillende wereld- en levensbeschouwing en toch streven naar hetzelfde doel, wat de heer de Ruiter dan anders inter- preteert maar dat in wezen toch hetzelfde is. Het gaat beiden in de eerste plaats om de mens, niet om de collectiviteit maar om de individuele mens, die zij, heel eenvoudig gezegd, een aards bestaan willen geven in goede broederlijke verhoudingen en in menswaardige omstandigheden. Spreker verstaat de heer Rücker niet helemaal als hij zegt: „de P.v.d.A. zal D'66 de hand boven het hoofd houden, een beetje lief aan- kijken, omdat zij samenwerking met en medewerking van D'66 nodig zal hebben." Spreker vertaalt het met eigen woorden maar daar komt het denken van de heer Rücker op neer. Ook in de ogen van sprekers partij is D'66 niet een noodzakelijke partij. Daar is spreker het met de heer Rücker wel weer over eens. Maar D'66 is er. En als men democraat is en dat willen wij zijn dan moet de volle ruimte worden gegeven aan elk, hoe hij ook over de maatschappelijke vraagstukken denkt, om aan die maatschappelijke arbeid deel te nemen, ook in het politieke leven. Spreker ziet in D'66, en dan mag men het vuurwerk dat zij afschieten cadeau heb- ben, een partij die althans beoogt vemieuwend te werken in de samen- leving. Dat is nodig en spreker begroet in hen dus in dat opzicht mede- standers. Dat mag wel eens nadrukkelijk worden gezegd. Morgen zal wel blijken spreker heeft daar in zijn algemene beschouwing per se niet over willen spreken -in hoeverre de opvattingen van D'66 inzake de ver- nieuwing, de democratisering van de samenleving, met sprekers opvattin- gen parallel lopen en hoever ze lopen. Spreker heeft niet de indruk dat dan morgenavond zal worden gezegd dat de P.v.d.A. en D'66 lood om oud ijzer is. Spreker heeft er behoefte aan deze nieuwe fractie, die wij niet gewild maar toch gekregen hebben, in alle openheid tegemoet te treden omdat hij meent dat zij in deze raad vernieuwend zal kunnen werken. De heer Dörr zal eveneens proberen zijn repliek zo kort mogelijk te houden. Zelfs al is spreker van mening dat men zoals hij in zijn alge- mene beschouwing zei niet lief voor elkaar behoeft te zijn, zo vindt hij het bij de vele kritische woorden die gesproken zijn, bemoedigend van de zijde van de fractie van de P.v.d.A. vertrouwen in zijn fractie te horen uitspreken, al is spreker het met de heer Rücker eens dat zijn fractie dat nog zal moeten bewijzen. De tijd dat zijn fractie in de raad zitting heeft is echter tekort om daarvan het bewijs geleverd te kunnen hebben. Dat spreker thans over de burgemeestersbenoeming niets heeft gezegd, zal de raad na het debat in de vorige vergadering, niet verbazen. Zijn fractie wil volstaan met zich aan te sluiten bij datgene wat de heer Brandsma hierover heeft gezegd. Dat door de gehele raad over openheid, democratie en inspraak is ge- sproken bewijst dat over deze zaken wordt gedacht, hetgeen spreker bij- zonder verheugt. Hij zal morgen nog voldoende gelegenheid hebben op een aantal pimten hiervan nader in te gaan. Het bevreemdt spreker wel dat de heren van den Briel en Rücker zulke merkwaardige ideeën blijken te hebben over de bedoeling van openheid en inspraak, alsof hiermee zou zijn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1970 | | pagina 55