369
18 december 1970
De heer Kulper meent dat het van wijs beleid zou getuigen wanneer
men eens nieuwe vormen zou proberen. De heer Verkouw heeft dit al en-
kele jaren geleden, in verband met de begroting van Zwolle, naar voren
gebracht. Spreker meent dat, waar het ene geld kost en het andere moet
worden betaald, het misschien mogelijk zal zijn het volgend jaar een fol-
der te doen verschijnen en daarop direct volgend een hearing te beleggen.
Uit die hearing zou men kunnen opmaken of de folder is aangeslagen.
Blijkt dat hieraan geen behoefte bestaat en dat men de voorkeur geeft
aan informatie middels een plaatselijk blad, dan behoeft men met het ver-
spreiden van folders niet door te gaan. Het is dan echter in ieder geval
geprobeerd.
De voorzitter antwoordt dat de nader gemaakte opmerkingen hem wei-
nig aanleiding geven hierop te reageren. Het lijkt spreker allemaal wat
overtrokken om eerst een folder te laten verschijnen en dan een hearing
uit te schrijven om te vragen hoe die folder gevallen is. Spreker heeft al
gezegd dat de mogelijkheid om het eens anders te doen onder ogen valt I
te zien. Het is helemaal geen principe dat de voorlichting per courant
moet worden gegeven. Spreker meent dat de meerderheid van het college
van mening is dat de krant in deze de aangewezen weg is, maar dat be-
tekent helemaal niet dat het college zich nooit zal laten vermurwen om
eens een folder uit te geven.
De heer Dörr zou zich kunnen voorstellen dat een dergelijke folder, die
°°k over andere zaken zou kunnen gaan dan uitsluitend de begroting,
twee of drie keer wordt uitgegeven en dat bij de derde keer wordt mee-
gedeeld dat, als men belangstelling heeft, de begroting kan worden aan-
gevraagd. Dan is gelijk gepeild of er echt belangstelling is en of het zin
heeft er mee door te gaan.
De voorzltter antwoordt dat er vele varianten mogelijk zijn. Burge-
meester en wethouders zullen het allemaal verwerken. Spreker gelooft
dat er over dit punt voldoende is gezegd.
Punt 3.
De heer Rücker neemt aan, dat, als op een gegeven moment tot het
aanbesteden van het raadhuis wordt overgegaan, bepaalde verplichtingen
ten opzichte van de aannemer worden aangegaan. Spreker leest in het
antwoord van burgemeester en wethouders dat de financiering van het in
1971 hiervoor uit te geven bedrag verzekerd is. Hij vraagt of het college
de absolute zekerheid heeft dat de dekkingsmiddelen voor de rest van het
werk en voor de inrichting aanwezig zullen zijn.
Wethouder Van Ark antwoordt dat de vaste financieringsmiddelen voor
1971 aanwezig zijn. Gedeputeerde Staten hebben toegezegd, dat, indien
de financiering voor het eerste jaar verzekerd is, voor de volgende jaren
op vaste finaneieringsmiddelen voor de bouw van het raadhuis kan wor-
den gerekend.
Punt 4.
De heer De Ruiter zegt dat burgemeester en wethouders op vraag 4 o.a.
antwoorden: „De beide berekeningen staan derhalve geheel los van elkaar
en hebben een totaal andere grond, waardoor naar onze mening de zin aan
de gestelde vragen wordt ontnomen." Het zal burgemeester en wethouders
wel bekend zijn dat spreker niet graag zinloze vragen stelt of vragen die
als zodanig worden aangemerkt. Dat de gestelde vraag niet zinloos was
mag blijken uit het feit, dat in een van de algemene beschouwingen van
gisteren werd geconcludeerd, dat uit deze becijfering een vermindering van
inkomsten van 100.000 voortkwam. Inderdaad zou men bij eerste lezing
onvermijdelijk deze conclusie moeten trekken. Spreker heeft deze vraag