18 december 1970
434
dering in te brengen. Dit jaar hoeft het dus nog niet, maar het volgend
jaar zullen burgemeester en wethouders nagaan of het huidige percentage
gehandhaafd kan blijven.
De heer Brandsma heeft gezegd dat het college een aversie tegen fol-
ders heeft. Spreker vreest dat die folders dan ook nog op de weg terecht
zullen komen en het euvel alleen maar zullen vergroten. Iedereen kent de
slogans van het bosvarken en van het aangenaam verpozen en de schillen
en de dozen. Spreker begrijpt dat hier de gedachte achter zit: „konden wij
maar iets vinden om vervuiling van straten enz. tegen te gaan; laat niets
na, ook al zou het mislukken". Het is geen aversie van burgemeester en
wethouders tegen folders, het is gewoon een niet geloven in folders. Dat
kan een zuiver subjectieve instelling zijn, omdat spreker in geen enkele
folder enig vertrouwen heeft. Het zijn maar drukwerken en het papier is
geduldig, in allerlei opzicht, vanwaar die folders ook komen. Dit is trou-
wens niet de mening van spreker maar van het college. Spreker gelooft
wel dat een blijvende aanduiding op bepaalde plaatsen, zoals in Groenen-
daal, nuttig kan zijn, maar dan moet zij wel zô hoog worden geplaatst dat
niemand erbij kan en met prikkeldraad er onder zodat men niet in de
bomen kan klimmen. Spreker wil met het college nagaan of het zin heeft
bij ijscokarretjes, b.v. in Groenendaal, of bij patates frites-zaken een bord
te plaatsen.
Spreker meent dat de automatische gladheidsmelding al op de rijkswe-
gen wordt toegepast. De prijs van zo'n melder kan spreker niet zeggen.
Hij meent dat deze in de tienduizenden loopt. Spreker gelooft dit eens in
een folder te hebben gelezen die de heer van der Hulst hem heeft laten
lezen. Het college meent dat gladheidsmelders meer bedoeld zijn voor
grote wegen.
De heer Van1 Tongeren zegt dat de eerste zin van het antwoord op vraag
69 natuurlijk juist is. Aan het bezoeken van culturele manifestaties wordt
ook wel wat gedaan (zie post 26.050). Van het stimuleren van creatieve
vorming maakt het college zich een beetje af. De laatste zin van hun ant-
woord b.v. is maar een veronderstelling. Spreker weet niet of dit ooit met
het onderwijzend personeel is besproken. Hij gelooft van niet, maar als er
behoefte aan aanvulling van de creatieve vorming van de kinderen door
deskundigen bestaat, zou het z.i. wel aanbeveling verdienen het volgend
jaar hiervoor een post in de begroting op te nemen. Dit kan misschien
eens in de onderwijscommissie worden bekeken.
Mevr. Diel is in de Schoolraad gebleken, dat het door de ouders op
prijs wordt gesteld indien er een leerkracht zou worden aangesteld voor
h£indwerken, maar bij navraag bleek dat men er toeh ook wel voor voelde
als een onderwijzer de creatieve vorming van het kind ter hand zou kun-
nen nemen.
De heer Van der Hulst zegt dat burgemeester en wethouders in hun
antwoord schrijven, dat leerlingen van de lagere scholen in schoolverband
enkele malen per jaar concerten en/of toneelvoorstellingen e.d. bezoeken.
Volgens sprekers inlichtingen geeft de inspecteur van het lager onderwijs
slechts toestemming voor de 6e klas voor het bezoeken van 1 tentoonstei-
ling en 2 concerten per jaar, een zuinigheid waar spreker beslist geen
bewondering voor heeft. Als men iets extra's vraagt wordt dat altijd zeer
moeizaam gegeven en dan nog met de opmerking: „denk aan uw leer-
programma, dat moeten wij niet teveel doen". Spreker zou willen zeggen,
maar dat is een beetje overdreven: ,,we kunnen het niet genoeg doen."
Maar dat is dan de andere kant van de zaak.
Wethouder Van Ark zegt in antwoord op de vraag van de heer van der
Hulst, dat de inspecteur van het l.o. zijn eigen verantwoordelijkheid heeft.
Burgemeester en wethouders kunnen er bij hem wel op aandringen wat