18 december 1970 438 niet nodig vindt, het helemaal achterwege laat. Het volkomen vrijblijven- de houdt het bezwaar in dat de ouders niet weten wat er verteld is en er dan ook niet op kunnen aansluiten. Als de sexuele voorlichting op het les- rooster staat moet men een bepaald programma afwerken. Spreker wil daaraan toevoegen, dat er heel leuk modern materiaal over sexuele voor- lichting bestaat dat zowel door de leerkrachten als door de ouders kan worden gebruikt. Dat tegelijkertijd gebruiken heeft ook het voordeel dat tussen leerkracht en ouders het contact goed wordt gelegd. Spreker dacht dat burgemeester en wethouders hier wel degelijk een bevorderende, bege- leidende en toeziende taak hebben om deze zaak in de praktijk te doen realiseren. De heer Dörr zegt dat in het antwoord van burgemeester en wethou- ders wordt gesteld, dat de sexuele voorlichting door de klasse-onderwijzer tijdens de biologielessen wordt verzorgd en zo nodig incidenteel tijdens andere lessen. Voorts, dat de sexuele voorlichting geen vaste plaats op de lesrooster heeft en dat, evenals dat in het gezin het geval is, de voorlich- ting kan worden gegeven als de gelegenheid zich voordoet, b.v. bij het stellen van vragen door leerlingen. Spreker heeft er bezwaar tegen om de sexuele voorlichting te koppelen aan de biologielessen omdat daarmee in een bijzonder grote mate de link naar de zuiver physieke kant van de sexuele voorlichting wordt gelegd. Spreker dacht dat dat niet het belangrijkste was in de sexuele voorlich- ting. Het belangrijkste is naar zijn mening de ethisch morele kant, de wijze waarop men met zijn sexualiteit omgaat en waarop men deze leert hanteren. Door dit in te bedden in de biologielessen krijgt het naar spre- kers gevoel teveel een physiek karakter. Als burgemeester en wethouders zeggen dat de klasse-onderwijzer degene is die de sexuele voorlichting het best kan verzorgen, dan is spreker het daar in zijn algemeenheid niet mee eens, want het is de vraag of die klasse-onderwijzer daar de geschiktheid voor heeft. De heer Kettenis heeft daarop al gewezen en dat kan spreker alleen maar onderschrijven. Spreker gelooft dat er stellig op elke school wel een onderwijzer zal zijn die de geschiktheid heeft om na een speciale opleiding die daar inderdaad voor nodig is tot een juiste voorlichting te komen. Spreker mag wel zeggen dat hij enige ervaring heeft op het terrein van de sexuele voorlichting bij scholen en volkshogeschool. Daarbij is hem steeds weer gebleken dat deze in vele gevallen, spreker wil niet zeggen op onjuiste wijze, maar op een niet voldoende wijze gebeurt om- dat men er zelf nog niet volkomen objectief en vrij tegenover staat. Als burgemeester en wethouders dan ook schrijven dat de sexuele voorlichting geen vaste plaats op het lesrooster behoeft, dan kan spreker het daar niet mee eens zijn, integendeel, hij vindt plaatsing op het les- rooster noodzakelijk. Veel ouders geven geen sexuele voorlichting en kun- nen het ook niet. Spreker gelooft principieel dat de sexuele voorlichting in de eerste plaats in het gezin dient plaats te vinden. Als dat is gebeurd, is een voorlichting die van de school uitgaat, voor de mensen die in het gezin die voorlichting hebben gehad, helemaal geen probleem meer. Maar het gaat juist om de kinderen die niet worden voorgelicht en dan is de voor- lichting op de school naar sprekers gevoelen een noodzaak. Burgemeester en wethouders schrijven dat men op de problematiek ook kan ingaan als de gelegenheid zich bij het stellen van vragen voordoet. Maar als de kinderen niet weten dat hierover gepraat kan worden dan zal de neiging er zijn om er met elkaar over te praten en wel op een onjuiste en niet helemaal ter- zake doende wijze. Dan komen zij er eenvoudig niet mee. Spreker is zo bang dat de gelegenheden waarbij de school de mogelijkheid heeft om hierop in te spelen, net de gelegenheden zijn die bezwaren ontmoeten naar de ethisch morele kant. Wanneer dan een stuk voorlichting zo incidenteel geschiedt, dan bestaat het gevaar dat het in de schuldsfeer wordt getrok-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1970 | | pagina 75