TOELICHTING OP DE EXPLOITATIEVERORDENING 1971 Artikel 1. Voor het aangeven van het toepassingsgebied van de exploitatiever- ordening is het gewenst dat vaststaat wat onder het in bouwexploitatie brengen van grond valt. Het in bouwexploitatie brengen van grond is daartoe gedefinieerd als het geschikt of beter geschikt maken van grond tot bouwgrond. Onder bouwgrond wordt verstaan grond waarop overeenkomstig de be- palingen van de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening mag worden gebouwd. Dit betekent dat wanneer op een terrein niet mag wor- den gebouwd, omdat b.v. niet is voldaan aan de bepalingen van de Bouw- verordening of van een bestemmingsplan, dit terrein niet kan worden aangemerkt als bouwgrond; anderzijds moet een terrein als bouwgrond woi den aangemerkt wanneer daarop ingevolge de bepalingen van de wet mag worden gebouwd, ongeacht het gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Het geschikt of beter geschikt maken van grond tot bouwgrond ge- schiedt door de uitvoering van werken, waardoor grond ontstaat waarop mag worden gebouwd (het bouwrijp maken van grond). Welke werken dit zijn is geregeld in artikel 2. Uit de bepalingen van de Bouwverordening met betrekking tot het bouwen aan wegen en met betrekking tot wegen waaraan mag worden gebouwd artikel 37, juncto artikel 290) volgt, dat de medewerking van de gemeente vereist is wanneer een particulier wil overgaan tot het geschikt maken van grond tot bouwgrond, b.v. omdat wegen moeten wor- den aangelegd en de grond bestemd voor wegen aan de gemeente moet worden overgedragen. In die gevallen vindt de exploitatieverordening dus toepassing. Wanneer een terrein al geheel voldoet aan de voorschriften omtrent terreinen waarop mag worden gebouwd, is al volwaardige bouwgrond aanwezig en is geen medewerking van de gemeente nodig om bouwgrond tâ verkrijgen. Dit is het geval bij grond die ligt aan bestaande wegen die geheel voldoen aan de eisen van de Bouwverordening. Artikel 2. Het verdient aanbeveling in de exploitatieverordening een opsomming te geven van wat wordt gerekend tot het geschikt of beter geschikt maken van grond tot bouwgrond; met het oog op de rechtszekerheid is het van belang dat de exploitanten weten welke kostenelementen worden gere- kend tot de kosten van het bouwrijpmaken. Hierbij is als uitgangspunt genomen dat het redelijk is de gebruikers van de te stichten bebouwing een prijs te laten betalen welke overeenkomt met zowel het externe als het interne gerief. Onder intern gerief is te verstaan het gerief dat het ge- bouw op zichzelf verschaft en onder extem gerief het gerief dat het ge- bouw ontleent aan de omringende openbare voorzieningen. Het exteme gerief wordt bepaald door de voorzieningen welke in het algemeen zijn te rekenen tot de openbare verkeersvoorziening"en en de voorziening"en met openbaar groen en andere ontspannende en sierende elementen, zoals waterpartijen, een fonteintje, kleine beeldhouwwerken, voor zover deze inherent zijn aan een met het oog op de leefbaarheid van een wijk ver- antwoorde uitvoering van een verzorgd stedebouwkundig plan. De openbare voorzieningen kunnen ook van betekenis zijn voor een gro- ter gebied dan het exploitatiegebied waarbinnen zij liggen. De kosten dienen dan over dat grotere gebied te worden verdeeld. Hen kan hierbij denken aan verkeerswegen, bruggen, viaducten, grote plantsoenen, parken en rioolwaterzuiveringsinstallaties. Tot het externe gerief zijn niet te rekenen de kosten van de algemene bestuursvoorzieningen, zoals uitbreiding raadhuis, politiebureau e.d en de kosten van vergroting van het personeelsbestand. Evenmin worden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 31