28 januari 1971
19
station, de mogelijkiheid wordt geopend dat de gemeente het terrein ten
algemenen nutte terugkrijgt.
De heer De Ruiter zou op zichzelf geen bezwaar hebben tegen bedoelde
voorwaarde, maar hij meent dat het gejuich van de Nillmij hierover om-
gekeerd evenredig zal zijn aan het gejuich van de heer Rücker. Spreker
zou de elausule dan ook zeker niet aan het voorstel willen verbinden,
omdat het eollege dan geen vrijheid heeft om te volvoeren wat het wil.
De heer Brandsma onderschrijft wat de heer Rücker in tweede instan-
tie over de Nillmij heeft gezegd. Spreker heeft ook veel waardering voor
de functie van deze levensverzekeringsmaatschappij, maar men moet het
niet zo voorstellen alsof deze haar geld belegt in woningen met het doel
de volkshuisvesting te dienen. Primair blijft het vinden van een goede
belegging. Spreker weet maar al te goed waarom deze maatschappijen
bereid zijn om belangrijke bouwobjecten te financieren!
Verder vindt hij dat, wanneer de huurders privé een parkeerterrein
wordt geboden, dit heel goed voor de verhuurder aanleiding kan zijn om
daarvoor boven de normale huur iets extra's te vragen. Wanneer men een
garage huurt, wat wel iets anders is dan een parkeerterrein, dan moet
men daar ook offers voor brengen. Dat zou hier ook kunnen gebeuren en
dat is helemaal geen argument om de grond nu om niet over te dragen.
Spreker begrijpt niettemin het standpunt van het college. Gelukkig
zijn ook burgemeester en wethouders van mening dat hier bezwaren aan-
wezig zijn. Dat zij tenslotte hebben gezegd eventuele stagnatie in de wo-
ningbouw niet voor hun verantwoording te willen nemen, is begrijpelijk.
Spreker ziet deze stagnatie nog niet, maar wellicht is het college beter
ingelicht. Voorshands ziet hij hierin geen aanleiding het college en de
raad in de tang te nemen; dat is niet fair.
Spreker begrijpt dat het college noodgedwongen tot het voorstel îs ge-
komen en met veel tegenzin zal hij zich hierbij neerleggen.
Ook de heer Van Tongeren voelt zich enigszins in de tang genomen.
Juist omdat het hier premiebouw, dus sociale bouw, betreft, wil zijn
fractie zich achter het voorstel stellen. Aan het adres van de heer De
Ruiter, die opmerkte dat in het bestemmingsplan is vastgelegd dat er
geen veranderingen mogen plaats vinden, wii hij zeggen dat dit juist de
reden is voor de Nillmij om de grond in eigendom te willen hebben; zij is
bang dat er met gemeentegrond wat gaat gebeuren.
Spreker hoopt dat een herhaling van deze eigenaardige gang van zaken
in de toekomst niet zal voorkomen. Hij meent overigens dat men een en
ander had kunnen voorzien en dat alle grond, die bij het flatgebouw hoort,
direct in de verkoop had kunnen worden begrepen. Dat zou eleganter zijn
geweest.
De voorzitter merkt op dat van een eigenaardige gang van zaken geen
sprake is. De Nillmij wil alleen kopen, mits een derde (de gemeente) ook
meedoet; zij heeft nog niet gekocht.
De bezwaren van verschillende raadsleden zijn ook in het college ge-
rezen en bestaan nog wel bij enkele leden, zo niet bij alle. Het college
is over zijn schroom heen gestapt; het is blij met deze bouw, welke zeker
moet doorgaan.
Wethouder Verkouw heeft nog wat moeite met hetgeen de heer De
Ruiter heeft gezegd over het opnemen van de door hem gesuggereerde
voorwaarde. Hij stelde dat dlt juist voor de belegger een reden zou kunnen
zijn om de koop geen doorgang te laten vinden. Wat spreker dwars zit is,
dat men dingen van de overheid verwacht, die men van de overheid niet
behoeft te verwachten. Men moet de overheid kunnen vertrouwen. Hier
wordt een stuk van de hoogheid van de overheid aangetast. Als de voor-