27 mei 1971
141
De heer Van den Briel hceft tereöht ook gewezen op het belangrijke
tijdsgewricht waarin wij leven. Formeel zijn wij het ontwerp van de wet
op de gewestvorming niet voor, maar wij zijn wel degelijk in een tijd
waarin, althans officieel, met deze ontwerpwet nog niet wordt gewerkt.
Spreker is het met de heer Van den Briel eens dat de richtlijnen met be-
trekking tot de gewestelijke formaties binnenkort kunnen afkomen. Aan
een Gewestraad zal, naar het oordeel van de huidige minister van binnen-
landse zaken, een aantal belangrijke bevoegdheden worden toegekend,
coördlnerend maar ook duidelijk richtlijnen gevend. Spreker dacht dat de
heer Van den Briel er vooral op doelde, dat het nog emstiger zou zijn als
de gemeenten die samenhang niet bestuurlijk zouden kunnen vertalen en
dientengevolge hun het gewest zou worden opgelegd. Wij kunnen zelf aan
het werk gaan in de Kennemerraad, zegt de heer Van den Briel en spre-
ker zou dat gaame willen onderstrepen. Het is nog altijd lokaal bestuur
op een nieuw niveau. Spreker dacht dat het niet per se behoefde dat de
raad vandaag de raad heeft er ook niet om gevraagd zou stilstaan
bij de bestuurslagen en de zoveelste theorie die aan deze zaak wordt ge-
wijd. Samenwerking is in deze zaak de basis zonder dat, zoals de heer
Van den Briel zei, samenvoeging van gemeenten tot stand behoeft te
komen. Spreker gelooft dat in alle eerlijkheid moet worden gesteld en
naar hij dacht op sterke gronden dat het gewest geen altematief is en
kan zijn voor opheffing/samenvoeging van kleine gemeenten, maar ôök
dat de minister z.i. ten onrechte, althans niet op de juiste plaats, ten
aanzien van de kleinere gemeenten het inwonertal heeft gehanteerd. Het
is helemaal niet principieel of het inwonertal van een gemeente ver ge-
legen is onder ons aantal inwoners, maar wel dat op zich de gewestelijke
formatie, naar het uitdrukkelijke oordeel van de minister, nimmer in het
leven mag worden geroepen om inadequate bestuurlijke eenheden in het
leven te houden. In die zin is het gewest geen vlucht maar een samenbal-
ling van die gemeenten die in kracht iets hebben in te brengen.
De heer Van den Briel heeft gezegd en spreker betrekt hierbij ook een
opmerking van de heer Brandsma, dat er in de bestuurlijke commissie
van het I.S.K. wel met schema's is gewerkt. Er is zelfs vanwege de Ver-
eniging van Nederlandse Gemeenten een zeer deskundige wetenschappe-
lijk gestemde voorlichting gegeven, die straks natuurlijk wat concreter
bestuurlijk vertaald zal moeten worden voor onze eigen streek.
De Kenncmerraad gaat nu verder aan het werk. De Kennemerraad
moet uit de lichte overlegsituatie, die de eerste fase is die ons wacht.
kunnen komen.
De heer Van den Briel heeft gezegd dat hij geen behoefte heeft aan
langdurige discussies over de samenstelling van de Kennemerraad. Spre-
ker wil daar in het algemeen iets over zeggen. Het was bepaald geen een-
voudige opdracht een verdeling der zetels van de Kennemerraad te vinden
die alle gemeenten zou bevredigen. Deskundigen kunnen uitrekenen hoe-
veel mogelijkheden er zijn als men strikt de omvang van de raden toepast,
op een totaal van 45. Als spreker het goed „begroot" zouden dat er
miljoenen zijn. Spreker zou willen pleiten voor erkenning van de krachts-
verhoudingen in de streek. Net zo onaanvaardbaar als het voor Heem-
stede zou zijn om één gsmeente, hoe groot haar inwonertal ook zou zijn,
de bestuurlijke lakens te zien uitdelen, is er ook de realiteit van de ver-
houdingen. Die geeft nu eenmaal, wat de uitersten betreft, een sterk uit-
eenlopend inwonertal der gemeenten te zien, met daarnaast gelukkig een
aantal middelgrote gemeenten. Hier heeft in redelijkheid verdeling der
zetels plaats gevonden met een aanvaardbaar eindresultaat. Spreker hoopt
voor degenen die met betrekking tot de zetelverdeling spitse kantteke-
ningen hebben losgelaten, dat dit het eindverhaal niet is. In de nota ligt
de gedachte verscholen dat heeft men ook duidelijk kunnen lezen