26 augustus 1971
207
de loop van het jaar niet te beginnen aan het nader bekijken van de
subsidie voor één bepaalde vereniging, maar die vereniging nú uit de
moeilijkheden te helpen waama bij de begroting 1972 de vereniging tijdig
met een aanvraag voor subsidie kan komen. Spreker kan de heer Brandsma
wel toezeggen dat het nog steeds niet te laat is om met een subsidieaan-
vraag voor het jaar 1972 te komen. Burgemeester en wethouders zijn al
met de begrotang bezig en daarmee al heel ver gevorderd, maar zolang de
begroting niet door de raad is vastgesteld kan er nog van alles gebeuren.
Het college kan ten aanzien van subsidles wel voorstellen doen maar de
raad beslist daarover. Zelfs indien een subsidieaanvraag van H.P.C. voor
1972 b.v. half november inkomt en burgemeester en wethouders zouden
zeggen: „daar doen wij niet aan mee", dan nog heeft de raad de mogelijk-
heid wel subsddie te verlenen.
Het tweede punt is de meer principiële vraag hoe subsidie verleend moet
worden Spreker is erg geschrokiken van de opmerking van de heer de
Ruiter. Spreker was altijd al bang voor diens zienswijze over de werk-
zaamheid van de sportstichting. Spreker heeft altijd de indruk gehad dat
de sportstichting in feite verschillende functies van de raad vervult. Het
is echter aan de raad voorbehouden om subsidies te verlenen. Spreker
gelooft niet dat de raad de macht heeft om het verlenen van subsidies
over te dragen aan een ander lichaam. Dat is in feite nu gebeurd. De raad
heeft tegen de sportstichting gezegd: „verdeel de subsidies maar, wij zullen
het wel goed vinden". Dat is het kempunt. De heer de Ruiter heeft dat
bovendien nog eens duidelijk gezegd, n.l.: ,,er wordt een subsidie verleend
en daar moet de sportstichting in gekend worden". Het verlenen van sub-
sidie is echter niet aan de sportstichting. De sportstichting heeft het be-
heer over de sportaccommodaties en daar moet zij zich toe beperken.
Het zal de raad niet onbekend zijn dat het sprekers streven is dat de
sportstichting met een sluitende begroting komt en wel zodanig dat die
begroting niet sluit met een subsidie van de gemeente maar zelfsluitend is.
Indlen daarvan het gevolg zou zijn dat de verenigingen in financiële moei-
lijkheden komen doordat zij hogere huren moeten betalen, hetgeen te ver-
wachten is, dan kunnen de verenigingen een subsidieaanvrage indienen.
Hij gelooft dat ook het college van mening is dat men daar naar toe moet.
Berst dan ontstaat er een juiste verhouding. Gebleken is dat er nog andere
gevallen zijn waarin de gemeente verkapt subsidie verleent doordat te lage
huren worden berekend, terwijl andere verenigingen toevallig niet de
mogelijkheid hebben van deze gelegenheid gebruik te maken en ook niet
voor subsidie in aanmerking komen.
Mogelijk dat bij het bezien van dit vraagstuk ook de vraag aan de orde
komt of er niet een commissie voor sportzaken moet worden ingesteld,
maar dat is een andere zaak. Spreker gelooft dat de sportstichting op
het ogenblik, wat de samenstelling van het bestuur betreft, een tweeledige
functie heeft. Enerzijds voert het een gedeelte van de overheidstaak uit,
n.l. het beheer van de sportparken en anderzijds controleert het zichzelf.
In de laatste vergadering van de commissie voor de financiën waren twee
leden die tevens deel uitmaken van het bestuur van de sportstichting. De
heer Rücker was in die vergadering niet aanwezig, anders waren het er
drie geweest. Hieruit blijkt dat deze materie niet goed geregeld is. Spre-
ker weet niet hoe dat op korte termijn kan worden veranderd maar hij
gelooft wel dat men zich daarover zal moeten beraden teneinde principieel
een andere kant uit te gaan.
Met betrekking tot de subsidie-aanvrage van Alliance wijst spreker er
op, dat indertijd dit incidentele geval middels een verordening is omgezet
in een algemene regel. De subsidieaanvrage van H.P.C. wordt evengoed
behandeld als indertijd de aanvrage van Alliance, maar naar sprekers
mening kan dat niet midden in het jaar gebeuren maar uitsluitend bij de
behandeling van de begroting.