'fMm
144
4e afd.
25 november 1971
VOORHAVEN I.JMI IOEN
Heemstede, 11 november 1971.
Aan de Raad,
Burg-emeester en wethouders van Velsen hebben de raad het rapport
doen toekomen „Een voorhaven te IJmuiden? Velsens standpunt". Dit
door het college van burgemeester en wethouders van Velsen aanvaarde
rapport vormt de reactie op de door of mede namens de gemeente Am-
sterdam uitgebrachte rapporten met betrekking tot de aanleg van een
voorhaven te IJmui'den. Het betreft het op 16 december 1970 door het
Internationaa! adviesbureau Inbucon N.V. uitgebrachte rapport „Ajnster-
dam Port Aereas" en het op 10 maart 1971 door de dienst der Haven en
handelsinrichtingen van Amsterdam uitgebrachte rapport ,,Een econo-
mische beschouwing over een voorhaven te IJmuiden". Laatstgenoemd
rapport is door burgemeester en wethouders van Amsterdam aangefooden
aan de minister van verkeer en waterstaat, met de aanbeveling omtrent
het voorhavenproject gelijktijdig advies te vragen aan de commissie zee-
havenoverleg, de raad van advies voor de ruimtelijke ordening en de raad
voor de waterstaat.
Het project is gebaseerd op de voorlopige resultaten van een door tech-
nici van rijkswaterstaat, de provincie Noord-Holland, de gemeente Am-
sterdam en de gemeente Velsen ingesteld onderzoek naar de technische,
nautische en waterstaatkundige mogelijkheden voor de aanleg van een
voorhaven. De voornaamste conclusie van deze werkgroep is, dat de
mogelijkheid aanwezig is om na aanpassing van de vaargeul
schepen tot een maximale orde van grootte van 180.000 t.d.w. te ont-
vangen in een voorhaven van 200 ha droog terrein. Deze werkgroep is niet
ingegaan op de economische, planologische en milieuhygiënische aspecten
van een voorhaven.
Het wordt door het college van burgemeester en wethouders van Am-
sterdam van de allergrootste betekenis geacht, dat zeer spoedig op rijks-
niveau het belang van een spoedige totstandkoming van de voorhaven
officieel wordt erkend.
De rapporten van Amsterdam komen tot de conclusie: dat de aanleg
van een voorhaven te IJmuiden economisch van grote betekenis is.
De slotzin van het Velsens rapport luidt: „Op grond van vorenstaande
overwegingen acht het gemeentebestuur van Velsen de aanleg van een
voorhaven uit economisch oogpunt niet verantwoord en uit een oogpunt
van planologie en milieu-hygiëne onaanvaardbaar.
Het rapport van Velsen is besproken in I.S.K.-verband o.m. in de kring
planologie. De konklusie van dit beraad is geweest, dat aan de raden van
de deelnemende gemeenten een gezamenlijk praeadvies zou worden voor-
gelegd, waarin het standpunt van Velsen wordt onderschreven.
Deze konklusie is voomamelijk gebaseerd op de overweging, dat de
aanleg van een voorhaven te IJmuiden met de daaraan verbonden plano-
logische en milieuhygiënisehe konsekwenties niet past in de doelstellingen
zoals deze 'door provinciale staten van Noord-Holland met instemming
van de gemeentebesturen op 25 mei 1970 in het streekplan voor Zuid-
Kennemerland zijn vastgelegd. Deze doelstellingen zijn als volgt om-
schreven:
„behoud van de duidelijke structuur en geleding, waardoor het eigen ka-
rakter van de verschillende elementen, waaruit Zuid-Kennemeriand is
opgebouwd, herkenbaar blijft;
„behoud van de kwaliteit van het woonmilieu, daar de zorg voor het aan-
trekkelijk blijven van het wonen in de streek voorop zal dienen te staan;