294 25 november 1971
De voorzitter wil allereerst mededeling doen van een aantal ingekomen
stukken die de leden van de Raad zullen hebben aangetroffen. Behalve
rapporten enz. en een belanpújk aantal handtekeningen is er nog een
schrijven binnengekomen, gericht aan het college met het verzoek ook dit
in de vergadering van hedenavond te behandelen, een schrijven van de
heer De Monchy, die ook bezwaren aantekent tegen een aantal principiële
zaken. Spreker vraagt of de Secretaris voorlezing wil doen van de inhoud
van de commissie-conclusies.
De secretaris leest in de eerste plaats het advies van de commissie voor
de volksgezondheid voor, gedateerd 17 november 1971.
„In onze vergadering van 16 dezer hebben wij uw voorstel inzake de
fluoridering van het drinkwater behandeld. Wij besloten met dit voorstel
in te stemmen, mits uw college voldoende zekerheid kan verschaffen dat
een reëel altematief kan worden geboden aan degenen die overwegende
bezwaren hebben tegen het gebruik van gefluorideerd water. De meer-
derheid van onze commissie heeft er in beginsel geen bezwaren tegen
hiervoor een vrij belangrijk bedi-ag beschikbaar te doen stellen; aan de
gebruikers van ongefluorideerd water dienen geen of althans zeer weinig
kosten in rekening te worden gebradht. Eén lid verklaarde bezwaren te
hebben tegen fluoridering, maar meende dat zonder extreem hoge kosten
geen enkel goed altematief kan worden geboden. Naar het oordeel van dit
lid moeten de kosten van beschikbaarstelling van ongefluorideerd water
zo laag mogelijk worden gehouden."
iDe commissie voor de gas-, water- en elektriciteitsbedrijven schrijft op
15 november:
,,In haar heden gehouden vergadering behandelde onze commissie uw
ontwerp-voordracht aan de Raad met betrekking tot de in margine ver-
melde aangelegenheid. In deze vergadering, waarin een lid afwezig was,
verklaarden twee leden bezwaar te hebben tegen de fluoridering van het
drinkwaterOp ziehzelf hadden deze leden geen bezwaar tegen het gebruik
van fluor, maar zij meenden dat aan de inwoners der gemeente de vrije
keuze moest worden gelaten, en zo ja, op welke wijze, zij dit middel al
dan niet tot zich wilden nemen, welke keuze bij vermenging van fluor
met het water niet bestaat. Twee voorstanders van fluoridering betreurden
het wel, dat uw college nog geen oplossing had kunnen vinden voor de
verstrekking van ongefluorideerd water aan hen, die dit wensen. Ware
deze oplossing wel aangegeven, dan had dit wellicht tegenstanders tot
voorstanders kunnen maken".
Mevr. Diel had liever gezien dat het college met een voorstel tot de Raad
was gekomen, of dit besluit genomen in 1965 geen wijziging behoefde, ge-
zien de vele pro- en contrameningen die over dit onderwerp ontstaan zijn.
Nu zijn er maar drie of vier mensen in deze Raad, voorzover zij weet,
tegen fluoridering in het water en daarom lijkt het haar weinig zinvoi
vanuit de Raad een dergelijk voorstel tot het college te doen toekomen.
Daar komt nog bij dat wij van Amsterdam afhankelijk zijn wat onze wa-
terleverantie betreft. Uit het voorgaande zal het college inmiddels be-
grepen hebben dat zij tot de tegenstandsters behoort van fluoride in het
drinkwater. Niet voor een goed begrip tegen het gebruik van fluor.
Spreekster wil er niet te lang op ingaan, omdat de discussie over voor en
tegen hier niet aan de orde gesteld wordt, maar terwille van een verdui-
delijking van haar standpunt, de alternatieve mogelijkheden, die er bestaan
om tandcariës te bestrijden, aanstippen. Er zou een nationaal gecoördi-
neerde voorlichting kunnen komen, uitgaande van de Gezondheidsraad,
met behulp van televisie, onderwijs, enz. over voeding, de gevolgen van
het te vroeg hebben van een kunstgebit, enz. Ten tweede zou er een
snoepbelasting ingevoerd kunnen worden op bepaalde soorten snoep die
zeer slecht voor het gebit zijn. Het gebruik van fluor-tabletten zou ge-