17 december 1971
401
zal moeten komen, waarmede de opmerkingen die de heer Van Ark gister-
avond in dit opzicht maakte, nameiijk, dat de tekorten in de toekomst zo-
danig zouden zijn dat de verhoogde gasopbrengsten toch nodig zijn voor
het bedrijf daarmede eigenlijk komen te vervallen. Daarom vraagt spreker,
of, als men meent inkomstenverbetering nodig te hebben ter financiering
van de algemene dienst, ter financiering van de kapitaaluitgaven, men
dan niet naar ordentelijke belastingverhogingen moet zoeken en een ver-
hoging van de tarieven van het gas achterwege laten.
De heer Brandsma kan zich bij het principiële betoog van de heer De
Ruiter best vinden. Het is ongeveer de opvatting die hij hieromtrent
huldigt, hetgeen wel blijkt uit de vraagstelling. Ook hij meent dat wan-
neer de algemene middeien versterkt moeten worden, dat dan niet ge-
schroomd moet worden om de belastingen die zich daarvoor lenen op te
voeren. Er wordt van de gemeente nu eenmaal gevraagd om bepaalde
taken uit te voeren, en dan zullen ook de burgers de daarvoor nodige
gelden moeten opbrengen. Dat vindt hij een zeer normaal uitgangspunt.
En daarom bevreemdt het hem juist zo dat nu dit jaar spreker had
dat nog niet eerder zo meegemaakt de bedrijfswinsten zowel van het
gasbedrijf als van het elektriciteitsbedrijf zonder meer naar de aigemene
middelen worden overgeheiveld. Spreker vindt ook de motivering van het
coliege zwak. Er wordt gezegd dat er door toevallige omstandigheden
nu overschotten zijn, enz. en dat het toch wel geoorloofd is om daar nu
eens gebruik van te maken. Spreker heeft reeds gezegd dat hij blij is dat
zijn veronderstelling, dat het coilege ook bedrijfswinsten ter versterking
van de algemene middeien wiide gebruiken, onjuist blijkt te zijn en dat
het dus meer een eenmalige zaak is; dat stelt spreker op dat punt gerust,
maar de motivering vindt spreker bepaaid zwak. Er is helemaal geen
sprake van toevaliigheden, misschien kan men ten aanzien van de eiek-
triciteitstarieven zeggen dat een herberekening van de inkoopprijs een
bepaaide meevailer veroorzaakt, maar t.a.v. de gastarieven is het toch geen
kwestie van toeval. Het is een in volle vrijheid zeer bewust gedane daad.
Spreker moet zeggen dat hij het een wat onzeker beleid van het coliege
vindt en het was ook daarom dat hij in overweging gaf om de winsten
in de bedrijven te laten en de begrotingsopzet nog eens in nadere over-
weging te nemen. Het college heeft dat niet gedaan, spreker vindt dat
spijtig, hij vindt het zelfs spijtig dat zijn suggestie zelfs geen antwoord
van het coiiege waardig werd bevonden. Spreker vindt dat wanneer der-
gelijke suggesties gedaan worden deze ook in concreto mogen worden
beantwoord. Men mag over iets van mening verschillen, daar is geen
enkel bezwaar tegen, maar hij vindt dat waar deze zaak zo serieus werd
bedoeld, een antwoord op zijn plaats was geweest.
Wat vraag 20 betreft, de verhoging van de gastarieven, zegt spreker
dat het antwoord hem niet bevredigt en naar zijn mening ook niet juist
is. Ais het coilege zegt dat het de opvoering van de tarieven niet kan
missen, omdat anders de begroting van het gasbedrijf niet meer sluitend is,
begrijpt spreker dat niet helemaal. Want als hij in de begroting kijkt, dan
staat er een post onvoorzien van 49.136,65 en een winst van 150.000,
dat is opgeteld 199.136,65. Stel dat de nieuwe tarieven niet worden in-
gevoerd gedurende het hele jaar 1972, dan komt er dus 190.000,te
vervallen, maar dan wordt de begroting onvoorzien 9.136,65; winst 0,0.
Er is dus zelfs nog een kieine post onvoorzien, zij het dan maar ruim
9.000,maar het eollege kan niet zeggen dat de begroting niet sluit.
Nu kan men zeggen wat is nu 9.000,voor een post onvoorzien voor
een zo belangrijk bedrijf, doch spreker vraagt weik beietsel er is om uit de
reserve van het gasbedrijf, die toch zeker 5 ton bedraagt, een bedrag van
25.000,30.000,te putten om een post onvoorzien op de gasbe-
groting te krijgen, waarvan men kan zeggen dat het er echt nog wel