17 december 1971
405
van de heer Willemse volgl, op enigzins redelijke termijn de tariefsver-
hoging zou kunnen uitsteUen zonder op dat punt in de gevarenzone te
komen. En daarom zegt spreker dat hij uit de woorden van de heer Van
Ark begrijpt dat het bepaald geen princîpe is van het college om in de
toekomst de bedrijven te gaan gebruiken als melkkoe voor andere doel-
einden en spreker gelooft dat het goed is dat hier duidelijk en luid tegen
gewaarschuwd is dat het per sé in zijn algemeenheid niet moet gaan ge-
beuren. Spreker zou dat een heel verkeerd belastingstelsel vinden. Spreker
is toch van mening, gezien ook nog een bijkomende overweging die hij
indertijd al in de commissie voor de bedrijven heeft gegeven, n.l. het
merkwaardige verschijnsel dat de gasprijs per m'! in feite precies dezelfde
is gebleven na de verhoging, zij het dan alleen dat er een kleine ver-
schuiving is in de bedragen waar die prijzen dan terecht komen, dat hij bij
nader inzien als raadsstuk nr. 162 aan de orde komt, daaraan zijn stem
niet zal onthouden en een voorstel tot uitstel tot 1 januari 1973 niet zai
steunen. Tot de heer Van Ark zegt spreker dat de tariefsverhoging inder-
daad eerder was voorgesteld door het college; dat was de commissie voor
de bedrijven ook wel bekend, want in die commissie is uitvoerig en breed-
voerig gemopperd over een voorstel dat niet meer argumentatie had dan
alleen het feit dat andere gemeenten de verhoging nodig hadden, en toen
is in tweede aanleg het college teruggekomen met een voorstel verwerkt
in de begroting, waarin dan een duidelijke bestemming voor het overschot
werd gegeven en het is dan ook die reden die spreker wakker heeft ge-
maakt om te doen zeggen dat enerzijds een voorstel wordt teruggenomen
omdat de argumentatie te zwak is om het door te zetten om het dan ver-
volgens opnieuw te krijgen met een voorziening voor de algemene dienst
voor dekking van kapitaalsuitgaven van een geheel andere aard. Dat is
volgens spreker de basisoorzaak van de algehele principiële geprikkeld-
heid op dit punt geweest die bij zoveel leden van de commissie voor de
bedrijven en ook bij veel leden van de raad heeft geleefd.
De heer Brandsma begrijpt de wethouder voor de bedrijven niet. Spreker
geeft toe dat f 9.000,in zijn berekening dan, als een post onvoorzien
op de begroting van het gasbedrijf onvoldoende is. Spreker dacht dat al
gezegd te hebben, maar hij heeft er bij gezegd, dat de wethouder 5 ton in
de reserve van het gasbedrijf heeft. Als hij nu eens f 25.000,f 30.000,
tekort zou komen aan de post onvoorzien, wat let hem om dat uit die
5 ton te putten Spreker vindt dat ook een principiële zaak want men kan
nu wel zeggen dat er af en toe wat over moet blijven om wat reserve
te kweken en dan zegt spreker akkoord, maar als het dan eens een keer
nodig zou zijn om uit die reserve te putten om de rekening weer sluitend
te maken, dan moet dat ook kunnen. Men kan niet zeggen dat er alleen
maar gestort mag worden in de reserve en dat men er nooit iets mag uit-
halen. Spreker dacht dat het een redelijk standpunt was om te zeggen
dat als men toch al f 9.000,overhoudt bij de bestaande cijfers, en men
kan dan nog behoorlijk putten uit eigen reserve, dat dit acceptabel is. De
wethouder heeft toen gezegd dat het college tot de conclusie was gekomen
dat de inkoopprijs tegenvalt en dat raamt hij dan op f 17.000,Dat is
dan voor spreker ook een tegenvaller en dan wordt er dus inplaats van
een saldo van f 9.000,een klein verlies geleden, echter ook dit is maar
een raming, zoals elke post van de begrotlng een raming is. Spreker acht
het frappant dat juist in het gasbedrijf de jaarrekening altijd nog al gun-
stig is; in 1970 was er een winst gemaakt van f 179.293,95. En als men
dan kijkt in de begroting 1971, dan is daar een winst geraamd van
f 80.000,hetgeen betekent dat er alleen in het jaar 1970 al een mee-
valler is geweest, dus winst, van f 80.000,die er volledig is gekomen
terwijl er daamaast nog een meevaller is geweest van ruim 1 ton. Spreker
is zich er van bewust dat alle cijfers die genoemd worden slechts ra-