416 17 december 1971 lerend werken voor het deelnemen van een, groter aantal met name jeugdige personen aan deze sport, die door enkele topsporters eigenlijk in de belangstelling wordt geplaatst. Spreker denkt b.v. aan schaatsen, dat is een sport die in Nederland in de top nogal hoog genoteerd staat, waar- door als gevolg van de belangstelling zeker bij de jeugd voor de topsport schaatsen, ook de deelname hieraan door de jeugd bijzonder gestimuleerd wordt. Spreker meent dat er op dezelfde basis nog wel enkele andere soorten sport zijn te noemen. De heer De Ruiter heeft als voorbeeld nog even gewezen op „Alliance", spreker zou wat dit betreft er op willen wijzen dat het niet helemaal de schuld van „Alliance" is dat men in moeilijkheden zit, maar dat men had gemeend de exploitatie van het clubhuis dusdanig te kunnen voeren dat men wel uitkwam en het is ook de heer De Ruiter bekend, dat althans op dit moment en ook in het jongste verleden, deze mogelijkheid zoals ,,Alliance toentertijd had gezien, niet helemaal gerealiseerd is kunnen worden. Bn spreker dacht dat dat mede een reden was dat „Alliance" nu om subsidie heeft gevraagd. Spreker zegt tenslotte nog op de vraag waarom de training als basis is genomen dat naarstig is gezocht naar een bepaalde basis die verantwoord zou kunnen zijn om deze sporten te kunnen subsidiëren grondend op een bepaald basisprincipe. Het is best mogelijk dat het basis-principe dat nu gehanteerd wordt straks minder goed zal blijken te zijn, maar hij dacht dat de raad na de verschijning van de nota, die het college heeft toegezegd dan daar nog eens uitvoerig over kan discussiëren. Er zijn nog een aantal andere punten naar voren ge- bracht waarover gediscussieerd zou kunnen worden, maar spreker is van mening dat hij het op het ogenblik niet langer moet maken en dat dit allemaal kan worden uitgesteld tot de behandeling van de sportnota. Wethouder Van Ark wil in de eerste plaats de heer De Ruiter er op wijzen dat niet het college van Burgemeester en Wethouders de subsidie beheerst, dus als het college op een gegeven moment de tarieven aan het oordeel van de sportstichting onderwerpt, wil dat niet zeggen dat daar- mede de raad niet over het subsidiebeleid kan oordelen, want dat is wel iets anders, de raad heeft het subsidiebeleid en niet het college. Het tweede Punt is dat als spreker ooit een betoog heeft gehoord dat er op wijst dat het nodig is om de zaken m.b.t. de sportstichting te herzien, dan is het wel het betoog van de heer De Ruiter. De voorzitter zegt de heer Jager toe dat de subsidieaanvraag van ,,De Branding" die inderdaad in de raad thuishoort zoals het college ook heeft uitgesproken, dat het college geen formeel bezwaar zal maken tegen het reeds behandeld zijn van deze zaak maar dat het weer in de betrokken commissie spreker denkt op het ogenblik aan de commissie voor cul- turele zaken kan worden behandeld. Dit is een min of meer tussen- tijdse aanvrage om subsidie, dus kan het college zijn gelofte gestand doen. De heer De Ruiter wil naar aanleiding van hetgeen de heer Willemse opmerkte zeggen, dat als zijn uitgangspunt is dat iets subsidiabel zou zijn als daar jeugd bij betrokken is, als dat standpunt het ovememen waard zou zijn, men dan natuurlijk veel beter dan deze Iukraak subsidiëring zou kunnen overwegen om de bijdrage per jeugdlid b.v. te gaan verhogen van f 10, per jaar, waarmee een groot aantal verenigingen waar het hier om gaat ook al direct uit de moeilijkheden zou zijn en we ten- minste de orde in ons eigen denken bewaard zouden hebben. Spreker vraagt of hij bij de verdere behandeling hier nog op terug mag komen. De voorzitter hoopt dat de wil en wens om ordelijk te denken niet in- houdt, dat men toch het verschil in verenigingen niet rauwelings ver- geet. De wethouder van sportzaken zal ongetwijfeld met hem eens zijn en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 26