432
17 december 1971
Wat betreft de vestiging van een groot warenhuis zegt spreker dat velen
die vestiging op prijs stellen. Spreker kent zelfs een plaats waar de
prijzen van de winkels omhoog gingen in verband met de komst van een
dergelijk warenhuis. Hoorzittingen zullen hier nodig zijn en wel zeer vroeg-
tijdig, ideëen uit de burgerij, ideëen van de söholieren zullen welkom zijn,
ze kunnen soms zeer verkwikkend en verfrissend zijn. Dit alles hoopt het
college te kunen inpassen en toepassen bij de verdere effectuering en uit-
werking van de plannen.
Wethouder Van Ark zegt dat in de middenstandscommissie in het alge-
meen is gesproken over een warenhuis, waarbij niet speciaal gedacht is aan
Albert Heijn. Er is echter wel gezegd door enkele winkeliers die zitting
hebben in de middenstandscommissie, dat ze graag naast Albert Heijn
willen zitten.
De heer Van Tongeren zegt dat hij het verhaal van vorig jaar bewust
heeft verkort en daarom is de laatste zinsnede die overigens ook niet zo
lang is, er uit gevalien en niet beantwoord. Wel wat de heer Van den
Briel stelde, dat het aantal suggesties zo groot is geworden dat het college
niet meer bang behoeft te zijn voor onjuiste conclusies. Het kan dan het
eigen plan gewoon in de lade houden en daar een stel dingen naast zet-
ten. Want het college is dan gewoon een van de geprekspartners, waar-
mede niets denigrerends bedoeld is. De heer Van Wijk heeft gezegd dat hij
er toe neigt om de suggestie van spreker in dit stadium met of zonder
rapport te laten plaatshebben. Dan vindt spreker een belangrijk punt dat
de heer Van Wijk zegt ,,of en zo ja op welk tijdstip er inspraak naast de
stedebouwkundige" enz. De heer Van Wijk stelt het afhankelijk van de
stedebouwkundige, en dat vindt spreker een fout standpunt, want men
kan wel zeggen ,,wij", en dan staan al de winkeliers op een rij. Spreker
vindt dat de inspraak op dit moment reeds nodig is en dan moet de stede-
bouwkundige dat maar voor lief nemen. Spreker vindt dat bij zijn op-
drachten ook altijd, de opdrachtgever heeft recht op inspraak, spreker
zou een slecht architect zijn als hij dat niet als eerste punt stelde.
Het valt misschien op dat spreker soms geëmotioneerd raakt, dat is
toch geen misdaad, het is iets wat spreker vaak bij anderen mist. Men
kan misschien zeggen dat spreker in fantasie opgaat, zo is het niet,
men kan er grappen over maken, zoals de heer Rücker doet, maar een
ludiek aandoend voorstel kan toch serieus bedoeid zijn en dat is het in dit
geval. Bij de bevolking komt een speelse benadering ook beter over, spre-
ker gelooft dat dit heel noodzakelijk is. De heer Van Wljk heeft ook ge-
zegd dat die burgergroepen wel het een en ander kunnen doen, maar dan
is het wel noodzakelijk om een krediet te geven dat die mensen dat ook
zouden kunnen doen, want wil men een enigszins goede maquette maken
dan kost dat geld of medewerking van openbare werken, dus daar moet
wel iets aan gedaan worden. Andere gemeenten doen het wel met spel-
avonden enz., waarom zou Heemstede er dan niet iets voor over hebben.
Spreker heeft ook duidelijk onderkend dat de taak van de wethouder elders
ligt, zoals de heer Van Wijk opmerkte, daarom heeft spreker ook juist
een pleidooi gehouden om iets dergelijks te delegeren aan de know-how
die er in de burgerij leeft en laat die maar eens wat doen. Spreker had
ook een antwoord verwacht van de burgemeester over het sarcasme, hij
hoopt het nog te krijgen, het is misschien wel eens sarcastisch gezegd,
maar dat is misschien dan de geëmotioneerdheid die spreker soms wel mist
in antwoorden van het eollege op zijn vragen.
De heer Van den Briel heeft nog geen antwoord gehad op zijn sug-
gestie om in dit stadium of misschien in de zeer nabije toekomst eens
met de raad in een besloten zitting te spreken over de ideëen van het
college hieromtrent. Verder wil spreker de suggestie van de heer Van