396
17 december 1971
object in Beemster dat hij heeft gezien, in zoverre een bijzondere aan-
trekkelijkheid had, omdat hier een gebruiks-combinatie mogelijk was van
alierlei verenigingen, tevens sportaccommodatie voor de verenigingen en
een aocommodatie voor het onderwijs. Dat object sprak hem en de anderen
ook wel aan en hij meent dat in de overwegingen zeer zeker ook deze
mogelijkheid moet worden betrokken. Spreker dacht dat de beschikbare
grond op dit moment nog niet voldoende was om dat aantrekkelijke plan
al te kunnen realiseren.
Wethouder Van Wijk zegt dat het bestemmingsplan waaraan men hier
denkt saillante punten heeft die even zoveel knelpunten zijn. Er moeten
daar nog al wat vreemde schapen in één hok, het is passen en meten en
het coiiege i.s daar vrij veel mee bezig. Met de heer Willemse is spreker
het eens dat de vraag is of er al voldoende grond in bezit is om de plan-
nen te effectueren die het college in deze heeft, maar de suggestie is het
overwegen uiteraard waard om als het kan op de in bezit zijnde grond te
bouwen, opdat niet ook nog eens door een koop- of onteigeningsprocedure
dit alles vertraagd wordt. Maar een eenvoudig pian acht spreker het be-
paald niet, nogmaais omdat er zoveel gepast en gemeten moet worden.
De heer Riicker wil ter voorkoming van misverstand zeggen dat de
heer Verkouw opmerkte dat hij dacht van spreker vemomen te hebben
dat hij de mening was toegedaan dat het stichten van een gemeenschaps-
huis toch geen haalbare zaak was vanwege het ontbreken van subsidie
van C.R.M. en toen1 reageerde de heer Verkouw daarop door te zeggen
p. nu iuist een "looie gelegenheid vond om vanult de gemeenschap
mitiatieven te iaten ontwikkeien; dat is spreker volkomen met hem eens
want die opmerking is niet van spreker gekomen.
Wethouder Verkouw heeft gisteravond die indruk gekregen, omdat de
heer Rücker toen zei dat er een wethouder staat te dringen voor de troffel
en waarbij spreker toen opmerkte dat hij hoopte in de heer Rücker en in
zijn fractie diegenen te mogen aantreffen, die bouwstenen wiilen aan-
dragen voor het gemeenschapshuis. Spreker meent dat er meer sprake
was van een pessimistische dan van een optimistische instelling.
Du ,hef,r RuckeJ1 zeS"t dat ais hij de heer Verkouw ais vakman even
mschakelt, zulks dan aiieen maar een optimistische gedachte is.
Mevr. Snoep heeft van de heer Van Ark geen antwoord gehad op haar
vraag over de gymnastieklokalen. Zij vindt het wel aanvaardbaar, maar
vmdt het geen voor de hand iiggende gedachte deze te koppelen aan het
gemeenschapshuis. Zij wil toch wel de mening van het coilege hierover
noren.
Wethouder Van Ark zegt dat het altijd zo is, dat als men vroegtüdig
gaat praten en men bepaalde ideëen in het hoofd heeft en men wilt be-
paalde dingen combineren, dan kan natuurlijk aitijd iemand zeggen- is
dat nu wei geschikt, of is dat nu wel gewenst. Het coilege meent dat het
m zekere zm wel gewenst is om deze zaak te combineren, omdat er be-
paaide ruimten Z1jn die men gezamenlijk kan gebruiken waardoor het totaal
misschien goedkoper zai worden. Maar als biijkt dat op een gegeven
moment de bouw van gymnastieklokalen verder vertraagd zou worden
dan zal dit weilicht niet uitgevoerd kunnen worden. Maar spreker meent
dat lner m de toekomst wordt gekeken en aileen gedacht aan de piannen
le mo&ell.Jk Z1-ln en naar wat wenselijk is. Wenseiijk is het mlsschien
wel, maar of het mogelijk is weet het eollege nog niet.
Punt 6.
Mevr. Gaasterland zegt dat uit het antwoord op vraag 6 geen optimis-