I Wbtta* r&\ #j 470 17 december 1971 Volgno. 26.040. Uitgaven in verband met de deelneming aan cursussen voor onderwijsvernieuwing. Punt 100. Mevr. Diel vindt het eigenlijk jammer dat deze cursussen spreekster heeft er weinig over gehoord in de commissie voor onderwijszaken niet doorgegaan zijn. Maar misschien zou het een overweging waard zijn, om net als vorig jaar de hoofden van de scholen nog eens een keer na deze begrotingsvergaderingen uit te nodigen, om hier nog eens nader van ge- dachten over te wisselen. Mogelijk zijn er nog wat meer onderwerpen aan de orde. Spreekster vond de bijeenkomst vorig jaar bijzonder leuk en het lijkt haar zeker voor herhaling vatbaar. De heer Van den Briel zegt te hebben begrepen dat deze cursussen, die door de pedagogische academie in Haarlem georganiseerd waren, gingen over het nieuwe wiskunde-onderwijs op de basisschool en dat die cursus- sen 's avonds gegeven werden. Dat er zo weinig belangstelling voor die wiskunde was kan spreker natuurlijk niet begrijpen, maar hij wil toch zeggen dat het misschien beter was geweest als die cursussen 's middags hadden plaatsgevonden. Aan de andere kant dacht spreker dat het ook wel op de weg van het college lag om deze kwestie enigszins te stimule- ren en de suggestie van mevr. Diel om hier nog eens met de hoofden van de scholen over te praten neemt spreker over. Het is nu eenmaal zo dat het onderwijzend personeel van basisscholen en voortgezette scholen van na- ture nogal conservatief is en spreker meent dat een kleine activering van de kant van het college en misschien van de hoofden geen kwaad kon. Spreker ziet het wel als de plicht van het college om hier een klein beetje stimulerend te werken om deze zaak op gang te brengen. Wethouder Van Ark is gaarne bereid om nog weer eens een bijeenkomst te organiseren van de hoofden van scholen met de onderwijseommissie om gezamenlijk eens te kijken of men uit dit punt kan komen. Hoofdstuk VIII. par. 7. Cultuur en recreatie. Punt 103. De heer Rücker begrijpt, er van uitgaande dat het juist is wat het col- lege in het antwoord stelt, dat het aankopen van een eventueel in de ge- meente beschikbaar komende buitenplaats een taak van de provincie is. Niettemin ligt het dan toch wel in de lijn dat van gemeentewege de pro- vincie op een dergelijke perspectief wordt gewezen. Wanneer men geen vreemdeling in Jeruzalem is wanneer spreker Heemstede even in dit geval met deze historische stad mag vergelijken dan wist men onge- veer een jaar geleden dat een zeer fraaie buitenplaats in deze gemeente te koop was vanwege het vertrek van de eigenaar-bewoner. Spreker acht het nog steeds heel erg jammer dat de kans om dit bezit voor de gemeenschap veilig te stellen ongebruikt voorbij is gegaan. Intus- sen is het getij gekeerd. Spreker is nog niet zo gerust na de verklaring van het college, dat ongewenste bebouwing van de buitenplaatsen op basis van het bestemmingsplan ook in de toekomst kan worden tegengehouden. Bovendien heeft men vaak ook nog deze situatie, dat de buitenplaats op zich zelf nog wel een bescherming geniet vanwege het geplaatst zijn op de monumentenlijst, maar dat het direct omliggende terrein, dat evenzeer bij de allure en de sfeer van die buitenplaats hoort, die bescherming niet geniet omdat dat niet op de monumentenlijst geplaatst is. Spreker vraagt of het college toch vooral in de toekomst op dergelijke situaties attent wil zijn en hij hoopt van harte dat het college in haar optimisme ten aan- zien van de preventieve maatregelen die genomen kunnen worden gelijk heeft, maar zeker is spreker er beslist niet van. Hij hoopt dat werkelijk nooit het moment zal komen dat hij het college hierop nog eens moet at- tenderen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 80