17 december 1971 479 Punt 117. De heer Jager heeft in deze vraag niet van het college verlangd dat het met een voorstel moest komen om een college van bijstand ex art. 72 der Algemene Bijstandswet in te stellen. Hij heeft slechts gevraagd wat de pro en contra-argumenten zijn geweest voor het college om al dan niet met zo'n voorstel te komen. Dit doet het college bij de beantwoordmg van de vraag nog niet, het college stelt slechts dat het altijd zo gedaan is, en dat is wel gedaan. Dat bevredigt spreker niet zo erg en hij zou die vraag kunnen toespitsen op een paar punten, namelijk, hoeveel beschikkingen ingevolge de Algemene Bijstandswet neemt het college van burgemeester en wethouders, hoeveel tijd gaat daar in zitten, met andere woorden, hoe- veel procent van de werkzaamheden van het college zitten in deze be- schikkingen van de Algemene Bijstandswet Hoeveel beroepszaken ko- men er voor: a. bij het college zelf; b. bij hogere instanties? Wat vindt het college van de wel gehoorde stelling dat het beter is de toekenning van de Algemene Bijstandswet-uitkering te doen geschieden door een col- lege ex art. 72 der Algemene Bijstandswet, en het beroep daarvan te laten plaatsvinden bij het college van burgemeester en wethouders? Spreker kan zich voorstellen dat gezien het tijdstip het college nu hierop met kan antwoorden en ook gezien de duidelijke feitelijke informatie die spreker vraagt, daarom wil hij in overweging geven om daar eventueel schriftelijk op terug te komen. Aan de andere kant wil spreker dank zeggen voor de uitvoerige beantwoording van het tweede deel van de vraag, namelijk het standpunt ten aanzien van de structurele wijziging van de Algemene Bij- standswet. De heer Brandsma heeft er, zo meent spreker, gisteravond ook op gewezen. Dat antwoord heeft spreker bevredigt en hij hoopt dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te dezer zake ook diligent îs en in staat zal zijn om de aanneming van deze wijziging te voorkomen. De voorzitter neemt aan dat het de wethouder voor sociale zaken ver- gaat zoals het ook spreker is vergaan, dat de vragen die de heer Jager nu heeft gesteld, bepaald niet zouden misstaan in het afdelingsverslag, dan zou ook in deze zin het een en ander zijn opgenomen. Maar eigenlijk heeft de heer Jager al de weg aangewezen, het college kan op enigerlei weg, hetzij de commissie, hetzij door een meer algemene beantwoording, die weg straks kiezen. De heer Jager wil er nog op wijzen dat hij dan krijgt wat hij graag wil hebben, namelijk een nota c.q. pre-advies over deze zaak. Bij de vraag- stelling heeft spreker al gezegd dat hij graag een opstelling zou zien van pro- en contra-argumenten. De voorzitter zegt dat het college hierop terug zal komen, al of niet via de commissie. Volgno. 09.160. Begeling complementaire arbeidsvoorziening beeldende kunstenaars. Punt 119. De heer Rücker blijft de gehele contraprestatie-regeling een moeilijke zaak vinden. Na de toelichting van het college is het hem wel duidelijk dat een gemeentebestuur in een zaak als deze vaak lijdelijk is en ondermeer het tijdvak van de uitkering niet kan en mag limiteren. Het is spreker intussen een ware voldoening na het stellen van deze vragen in perspubli- caties te hebben kunnen lezen, dat de minister van sociale zaken een wets- voorstel heeft doen uitgaan en ook reeds bij de Kamer heeft ingediend, waarin wordt bepaald dat kunstenaars, jonger dan 25 en ouder dan 65 jaar geen aanspraak meer op uitkering kunnen maken, terwijl degenen die jonger zijn dan 30 jaar een getuigschrift zullen moeten gaan overleggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1971 | | pagina 89