21a, b
4e afd.
27 januari 1972
BESCHIKBAARSTELLING BEDRAG PER LEERLING VOOR
OPENBAAR LAGER ONDERWIJS;
VOORSCHOT EXPLOITATIEVERGOEDING BIJZONDERE SCHOLEN
OVER 1972
Heemstede, 19 januari 1972.
Aan de Raad,
Kraehtens artikel 55bis der Lager-onderwijswet 1920 dient jaarlijks voor
1 maart te worden bepaald het bedrag dat per leerling voor de openbare
seholen voor lager onderwijs beschikbaar wordt gesteld ter bestrijding van
de materiële exploitatiekosten.
Gelet op de aantallen te verwachten leerlingen en de in de gemeente-
begroting vermelde ramingen, kan het bedrag per leerling op 156,05,
exclusief administratiekosten, worden vastgesteld.
De schoolraad heeft terzake gunstig geadviseeerd.
Met betrekking tot het in het bedrag per leerling op te nemen bedrag
voor administratiekosten verwijzen wij u naar ons standpunt, vermeld
in de Memorie van Antwoord betreffende de begrotingen 1972.
Wij merken hierbij nog op dat de administratiekosten voor het openbaar
onderwijs uiteraard niet direct aanwijsbaar zijn en dat hiervan geen nauw-
keurige berekening kan worden gemaakt, zodat in de praktijk genoegen
moet genomen worden met een geschat bedrag, hetwelk in de verschillende
gemeenten nogal kan variëren. De hieraan verbonden bezwaren zijn
ook door de wetgever erkend; bij de wet van 16 juli 1964, S 307, tot wijzi-
ging van de Lager-onderwijswet 1920 werd nl. voorzien in een afzonderlijke
vergoeding voor administratiekosten, die niet wordt bere'kend naar de
administratiekosten van de openbare scholen. Bij de vaststelling van het
bedrag van deze kosten zal de gemeente dan gebonden zijn aan een jaar-
lijks door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen te bepalen mini-
mum-bedrag. Deze nieuwe regeling treedt in werking op een door de Kroon
te bepalen tijdstip; het betreffende Koninklijk Besluit is tot op heden echter
nog steeds niet verschenen. Omtrent het tijdstip van het in werking treden
van de genoemde wetswijziging zijn onlangs nog vragen gesteld in de
Tweede Kamer. De staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen
antwoordde hierop dat de wijziging niet los kan worden gezien van het in
werking treden van het 8e lid van artikel 101 van de wet, waarover nog
overleg wordt gevoerd. In afwachting van de invoering van genoemde wets-
wijziging worden de door de Kroon in beroep vastgestelde bedragen nauw-
lettend gevolgd. Zoals vermeld in de Memorie van Antwoord dateert de
laatst bekende uitspraak van september 1970, waarbij over 1969 een be-
drag voor administratiekosten van f 6,50 per leerling redelijk werd ge-
acht.
Uitgaande van een jaarlijkse verhoging van ca. 10% en gelet op de in
omliggende gemeenten geraamde bedragen, alsmede op de door het Cen-
traal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde gemiddelden over 1971,
handhaven wij ons standpunt dat voor 1972 een bedrag van f 11,alles-
zins redelijk en voldoende is om het kostenaecres op te vangen. Overigens
merken wij nog op dat de juistheid van de door de Bond van Schoolbe-
sturen voor het katholiek kleuter, basis- en buitengewoon onderwijs over-
gelegde opzet voor een administratie niet door ons kan worden beoordeeld.