45
24 februari 1972
soonlijk zou spreker hier niet als raadslid zitten als hij voor een aantal
beslissmgen aan zijn kiezers zou moeten vragen hoe hij moet stemmen.
Spreker wil graag hun meningen horen, van iedere burger der gemeente
Heemstede, maar op een bepaald moment zal hij op grond van die menin-
gen en op grond van zijn eigen overtuiging in de raad het woord voeren en
zal hij hier stemmen zoals hij dat op dat moment wenst en tot welke
conclusie hij hier komt. Spreker gelooft dat men deze zaken zeer conse-
quent en principieel moet stellen. Hij heeft enige tijd geleden een artikel
gelezen in het Handelsblad, dat handelde over een proefschrift van dr.
Kooymam, die ongeveer een jaar geleden gepromoveerd is aan de Leidse
Universiteit, en waarin het volgende wordt gezegd: ,,Meer directe in-
spraak van burgers op het beleid van de overheid betekent in toenemende
mate invloed van pressie- en actiegroepen die geen openbare verantwoor-
ding schuldig zijn. Die pressiegroepen hebben veel vrije tijd, sociale vaar-
digheid en een gedisciplineerde achterban". Er wordt verder nog opge-
merkt: „In Nederland wordt er nog veel te weinig gekeken naar de conse-
quenties van inspraakprocedures en nieuwe bestuursvormen". Spreker
meent dat men dit toch wel in zijn achterhoofd moet houden om deze
zaak nuchter te beoordelen. Spreker herhaalt dat dit alles ter ondersteu-
mng is van zijn stelling, dat men rekening moet houden met de menin-
geni.van alle inwoners van Heemstede, maar dat een goed bestuurder zijn
beslissmgen onafhankelijk van deze meningen moet nemen op grond van
zqn eig-en inzicht en zijn eigen politieke overtuiging. Daar komt nog bij
dat bij hoorzittingen en bij spreekuren heel veel belanghebbenden kunnen
komen, maar lang niet altijd veel echte belangstellenden. Dat is ook een
punt dat bij het beoordelen van de mening over hoorzittingen wel degelijk
gezegd moet worden. Verder komen er bij hoorzittingen dikwijls voor-
stellen of vragen die worden ingegeven door de emotionaliteit van de aan-
wezigen, maar onmogelijk uit te voeren zijn, vragen of voorstellen die
wegens de wetten of voorschriften eenvoudig niet uitgevoerd kunnen wor-
den, hoe graag" men dit ook dikwijls zou willen. Men moet alles doen om
de meningen van de burgers te leren kennen en daarop de besluiten te
baseren, en vanzelfsprekend bij het beleid zo vroeg mogeliik proberen de-
ze meningen te peilen als dat zin heeft bij beleidsbepalingen. Over de
openbaarheid van de ambtelijke stukken kan spreker in het kader van de
algemene beschouwingen wel een principiële uitspraak doen. Op dit punt
îs zijn fractie niet helemaal van dezelfde mening. Het is juist, zoals het
college ook voorstelt, dat ambtenaren geheel onafhankelijk hun adviezen
en rapporten moeten kunnen opstellen. Onafhankelijkheid van het amb-
tenarencorps is in feite een der hoofdpeilers van onze Westeuropese sa-
menleving. Men mag daar heel veel kritiek op hebben, dat lijkt spreker
gerechtvaardigd, maar hij gelooft toch niet dat iemand de gevolgen moet
gaan overwegen die er zouden zijn, als het ambtenarencorps niet volkomen
te vertrouwen was en voor 100 integer, zoals dat zeker in Nederland
en in een aantal landen in West-Europa is. Alles dat tornt aan deze onaf-
hankehjkheid van het ambtenarencorps, moet zeer kritisch worden beke-
i 0^ i6? a'S bePaa,de niaatregelen, b.v. een zekere openheid, deze onafhan-
kelqkheid van de ambtenaren in gevaar zou brengen, dan zou het invoe-
Vj" deze maatrei?e'cn toch wel zeer kritisch bekeken moeten worden
Aan de andere kant gelooft spreker ook dat het zo is dat de raad het
bestuur van de gemeente is en dat enkele raadsleden belast zijn met het
dagehjks bestuur. J
Men zou kunnen denken dat wat dat dagelijks bestuur mag zien in prin-
cipe ook door andere raadsleden gezien mag worden. Dat die uitgezochte
raadsleden dan wethouder heten doet niets af aan het feit dat het mensen
zijn die hetzelfde nastreven als de raadsleden aan deze kant van de tafel,
®n, raadsleden wat dat betreft eigenlijk dezelfde rechten zouden
hebben. Het lijkt spreker persoonlijk dat het college vertrouwen moet