24 februari 1972
46
hebben dat de raadsleden zulien weten hoe zij de gegevens uit de ambte-
iijke stukken moeten gebruiken. Dit probleem treedt ook op bij de open-
baarheid van de commissievergaderingen. Ook hier geven ambtenaren ad-
viezen zonder welke die commissies eenvoudig niel zouden kunnen wer-
ken. Het zou onjuist zijn dat deze adviezen in de pers gepubliceerd wer-
den, want de betrokken ambtenaar kan geen wederwoord leveren op een
eventuele weergave van zijn mening zoals de raadsleden dat in een open-
bare raadsvergadering wel kunnen. Gevolg van de openbaarheid van de
commissies zou zijn, dat de werkelijke inlichtingen per telefoon, onderling
of op een aparte besloten vergadering gedaan worden. Het lijkt spreker
totaal onjuist als op een gegeven moment de vergadering openbaar is en
één van de raadsleden zijn vinger opsteekt en dan zegt dat hij de deuren
gesloten wil hebben. Daar wordt dan over gestemd en als de deuren dan
gesloten worden gaat iedereen zich pas goed afvragen wat er nu op de
besloten vergadering besproken zal worden wat zij niet mogen horen. Dit
lijkt spreker principieel ten enenmale onjuist. Spreker meent dat zoals
wordt voorgesteld door het college, dat een commissievergadering alleen
openbaar is, als voldaan is aan het onderwerp, de tijd en de binding die
met de burgerij van de gemeente noodzakelijk is, op die manier een juist
contact en een juiste wederwerking met de burgerij mogelijk is. Als spre-
ker de zaak nu als geheel bekijkt dan moet hij zeggen, dat wat er nu
door de meerderheid van het college en van de commissie ad hoc eigenlijk
aan democratisering op tafel is gelegd, niet rechtvaardigt om de uit-
drukking te gebruiken: er is een muis gebaard; dat is enigszins sterk
gezegd, maar als men toch het geheel overziet, dan lijkt er niet veel te
veranderen. Nogmaals zegt spreker dat men nuchter moet beoordelen wat
van nut is van de voorgestelde maatregelen, niet of het mooi lijkt, maar of
het in de praktijk een verbetering geeft van het contact tussen de over-
heid en de burger. Spreker is van mening dat veel maatregelen die elders
in het land genomen worden inzake openbaarheid van commissies, in-
spraak van de bezoekers van de publieke tribune enz., in de praktijk niet
altijd voldoen en zeker de kloof tussen overheid en burger niet kleiner
maakt. Maar aan de andere kant heeft hij en dit is ook de mening van
zijn fractie niet de indruk dat het tegenwoordige college nu geheel
spontaan en totaal uit vrije wil alles doet om zijn beleid en besluitvorming
zo veel mogelijk aan de burgers duidelijk te maken en op alle mogelijke
manieren probeert te weten te komen wat er onder de burgerij leeft.
Spreker dacht dat van de kant van zijn fractie een woord van gerecht-
vaardigde kritiek op zijn plaats was, want het gebeurt nog al te veel dat
er iets niet klopt of iets niet goed overkomt, en dat ligt voor een deel wel
aan de weinige bereidheid van het college om de zaak eens rustig met de
betrokkenen formeel of informeel te bespreken. In het antwoord van het
eollege staan, een aantal goede voornemens die uitgevoerd moeten worden
en spreker ziet het als een taak van de raad, om zeer duidelijk toe te
zien dat deze voomemens ook uitgevoerd worden. Er kan nog veel ver-
beterd worden en sprekers fractie is het er mee eens dat de bezoekers van
de publieke tribune niet moeten meespreken tijdens openbare commissie-
vergaderingen, maar dat moet dan wel op een andere manier, namelijk
door meer hoorzittingen en meer openbare spreekuren te houden en mis-
schien wat meer bereidheid van het college om deze zaken naar buiten te
brengen.
De heer Van Xongeren heeft geen zitting gehad in de commissie ad
hoc, waardoor het voor hem wellicht wat gemakkelijker is om tot een
objectieve beoordeiing te komen ten aanzien van de aangedragen sugges-
ties. Zijn reacties zou hij gaarne in verschillende hoofdstukken willen
onderbrengen, namelijk
a. de voorgeschiedenis van het rapport, bestaande uit de enquête van de
werkgroep D'66 plus enkele hearings; de briefwisseling in het 4e kwar-