16 maart 1972
91
alle informatie net zo goed als het college van burgemeester en wethou-
ders die krijgt, maar daar doet niets aan af dat spreker heeft gezegd dat
het openbare karakter ook in het voorstel van de heer Jager een duidelijke
rol heeft gespeeld. Het college heeft logischerwijs al iets beslist wat prin-
cipieel deze zaak uitsluit. Niet dus de commissie zal beslissen of er uit-
eindelijk een hoorzitting zal worden gehouden, dat is dus bezien. Nu komt
het punt dat de commissie, die dus niet zelf beslist, wél zelf de organisa-
tie van zo'n zitting aan zich zou hebben, dat zou dus mogelijk zijn in die
realistische opstelling, die op grond van een raadsuitspraak is gegrond,
namelijk dat, nadat burgemeester en wethouders of raad eventueel hebben
gezegd: „akkoord met de hoorzitting", dan toch de commissie deze nog
zelf zou organiseren. Hier ziet spreker want anders praat men precies
over hetzelfde, maar dan met andere woorden een lijdelijke rol aan bur-
gemeester en wethouders toegekend, die volstrekt nieuw zou zijn, maar
waar spreker namens het college bepaald heel duidelijk moeite mee heeft
en hij kan de raad zeggen dat dit verder gaat dan welke uitspraak het col-
lege ook in taalkundige zin uit het commissierapport heeft kunnen distil-
leren. Nogmaals zegt spreker dat naar aanleiding van het commissierap-
port voorstellen mogen worden gedaan. Spreker geeft nu, omdat hij het té
belangrijk vindt en hier geen onzekerheid over mag blijven bestaan, ge-
legenheid om hier uitdrukkelijk zo nodig een raadsuitspraak te vragen.
De heer Jager wil allereerst wijzen op het vermelde onder 2, op pagina
6, de 4e volzin. Daar staat: ,,indien de raad of een commissie de wens te
kennen geeft over een belangrijke aangelegenheid een hoorzitting te orga-
niseren". Het lijkt spreker toch ook duidelijk, in ieder geval taalkundig
mogelijk, dat daarin gelezen wordt dat de commissie zelf deze organisatie
ter hand neemt. Niet zozeer de organisatie alswel dat de commissie zelf
„heart", d.w.z. dat zij dus achter de tafel zit en op een gegeven moment
de mensen naar zich toe laat komen. Dat is ook duidelijk gezegd in het
gedeelte bij de inspraak over de ruimtelijke ordening, waar namelijk
op een gegeven moment staat dat, als er bezwaarschriften zijn ingediend
tegen een ter visie gelegd ontwerp, de commissie in de gelegenheid moet
zijn om de bezwaarden in een openbare hoorzitting hun bezwaarschriften te
laten toelichten. Dat is ook een zeer gebruikelijke praktijk bij gemeenten,
Rijk en provineie. Voor wat betreft de voorbereiding van een bestem-
mingsplan is spreker het enigszins met de voorzitter eens dat, omdat het
de taak is van burgemeester en wethouders om dat te doen, burgemeester
en wethouders daar de hoorzitting organiseren. Maar nu gaat het over
punt 2: inspraak bij andere belangrijke bestuurlijke aangelegenheden.
Dan ligt er een voorstel van het college op tafel. Als een commissie dan
vindt dat ze over dat punt nadere informatie moet hebben, dan moet de
commissie zelf in de gelegenheid zijn ze mag het nu niet meer zelf
beslissen, het moet nu in overleg met het college, in uiterste instantie met
een beroep op de raad aan bepaalde mensen te vragen: wilt u dit of
dat in een openbare hoorzitting die via advertenties moet worden
aangekondigd komen toelichten. Spreker vindt dat een commissie dat
zelf moet kunnen doen, zo heeft hij het ook in de commissie democratise-
ring naar voren gebracht. Dat dit helaas tijdens de vorige discussie een
beetje onder tafel is geraakt, spijt spreker maar hij zou dan toch wel op
dit punt zonodig weer een uitspraak van de raad hierover willen vragen,
tenzij het college alsnog aan deze gedachtengang tegemoet wil komen,
waarbij hij uitdrukkelijk zegt dat hij niet terug wil komen op het punt,
dat de commissie het zelf moet kunnen doen.
De voorzitter schorst de vergadering te 21.29 uur.
De voorzitter heropent de vergadering te 21.37 uur.
De voorzitter meent dat er een mogelijkheid is dat de raad het college